RAH Schepenbank Lummen nr. 80

09 maart 1623 – 08 juni 1628

Gichten Loons recht buiten vrijheid

 

1623, 09 maart. Blz. 1r

Jan Vanden Bueckenberch als gevolmachtigde van Mattees van Schoonbeeck draagt op aan zijn broers Melchior en Pauwels Van Schoonbeeck al zijn rechten, actie en gedeelte van de goederen die zijn achtergelaten door zijn vader Jan Van Schoonbeeck voor 15 carolusgulden jaarlijks, volgens de schepenakte die gepasseerd is voor de schepenen in s'Hertoghen Bossche. Die wordt hierna geregistreerd. Melchior en Pauwels zijn met recht tot de gichte gekomen.

De schepenakte.

Rogier Van Griensven en Albert Vanden Dunghen, schepenen van de stad van s'Hertogenbossche, verklaren dat voor hen in eigen persoon Matteeus Van Schoonbeeck verscheen, die portier is in het convent van de Carthuijsers in die stad, zoon van wijlen Jan Van Schoonbeeck en van wijlen Catharina Cuypers die geboren werd in het dorp van Schuelen in het land van Lummen. Hij is meer dan 24 jaar oud. Hij geeft wettelijke machtiging en vaardigt wettelijk af Jan Bueckenberchs, zijn oom die in Linckhout woont, als zijn wettelijke agent en hij verleent hem volkomen macht om in zijn naam en vanwege hem waar nodig zijn hele derde part van de roerende en onroerende goederen, die hem vanwege zijn ouders zijn verstorven, te transporteren aan zijn broers Melchior en Pauwels Van Schoonbeeck voor een jaarlijkse 'erfflossrente' van 15 carolusgulden. Elke gulden wordt gerekend aan 20 stuivers. Valdag jaarlijks op O.-L.-Vrouw lichtmis en voor het eerst in 1624. Te betalen binnen het Kartuizerklooster in Zelhem bij Diest aan degene die hij zal noemen. De rente moet los en vrij zijn van alle taksen en belastingen. Er moet onderpand voor de rente gesteld worden. Zijn broers mogen de rente aflossen met 300 carolusgulden in geld dat zijn loop heeft als de rente wordt afgelegd. Deze kwijting moet een half jaar op voorhand gemeld worden. Jan staat garant voor alles wat zijn oom zal regelen en hij zal hem schadeloos houden. Opgemaakt op 1 februari 1623. Hieronder waren twee zegels gedrukt in groene was en het document was ondertekend met 'Ruys'.

1623, 09 maart. Blz. 3r

Melchior en Pauwels Van Schoonbeeck dragen op aan hun broer Mattees Van Schoonbeeck huis en hof in Schuelen gelegen aan 't Schuermans Eynde', grenzend Jan Luyten 1), Dirick Palmarts 2), Peeter Van Meeuwen of Frelens 3), des heeren straet 4); nog een beemd gelegen naast 'den Spickart', grenzend de erfgenamen van joncker Jan Van Gelmen 1), de erfgenamen van Servaes Jaupen 2), 't'goet van Vlaenderen' 3) en 'die Laeck' 3) en verder al hun goed dat onder Schuelen gelegen is en dat hiervoor op 9 februari 1623 is gereleveerd. Ze dragen ze op als pand voor de 15 gulden Brabants jaarlijks volgens de voorgaande akte. Jan Vanden Bueckenberch is in de naam van Mattees ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 23 maart. Blz. 4r

Scheiding en deling tussen Bartholomees Beerten en Joris Beerten, die gerechtelijk gebeurden op 23 maart volgens het aanbrengen van Hendrick Kenens en Aert Stevens, die daarvoor werden afgevaardigd.

Aan Joris Beerten viel een halve beemd in Coorssel in Oversloo gelegen aan de oostzijde, langstdoor gedeeld en met staken afgepaald en op 'die Maelbeeck' tot op een paal, een split eik. De beemd grenst Hendrick Beerten 1) en Peeter Beckers 2), die Maelbeeck 3). Hij kreeg nog de helft van een perceel beemd aan de westerzijde, waaraan Jan Wellens grenst.

Voor Bartholomees Beerten viel in de gerechtelijke kaveling de halve beemd aan de westerzijde waaraan Jan Wellens grenst en de erfgenamen van Wouter Jueten; nog een halve beemd aan de oostzijde, waaraan Jan Wellens grenst 2), 'die Roybeeck' ook 2).

 

1623, 23 maart. Blz. 8r

Deling tussen de achtergelaten kinderen van Jan Van Schoonbeeck zaliger.

Aan Pauwels van Schoonbeeck is gevallen het huisje op de schans, niet belast; nog 'het Beusken' aan Peeter Gatis hof, grenzend Dirick Palmarts aan 2 zijden, joncker Jan van Gelmen 3) en Peeter Van Meeuwen 4), niet belast; 'het Vossen Velt', grenzend Jan Christianus 1), mr. Wouter Taelmans 2), Joris Swyns 3) en tsheeren straet 4), belast aan de pastorij van Schuelen met 12 stuivers, aan Lenaerdt Vander Eycken 3 gulden 5 stuivers Brabants; nog de halve 'Bullensbampt', grenzend 'den Hauenbampt' 1), mr. Wouter Taelmans 2) en 'die Laeck' 3), belast boven de grondcijns aan Willem Vanden Biesemen met 3 gulden; nog de helft van een beemd en ze moeten tegen mekaar 'rijen', belast boven de cijns aan de heer aan hun broer Mattees van Schoonbeeck met 5 gulden Brabants jaarlijks en met 5,5 stuivers jaarlijks.

De tweede kavel viel aan Melchior Van Schoonbeeck: huis en hof 'opt Schuermanseynde' gelegen, grenzend Peeter Van Meeuwen 1), Dirick Palmarts 2), Jan Luyten 3) en sheeren straet 4), belast boven de grondcijns aan Lenardt Vander Eycken met 6 gulden Brabants jaarlijks, brandtschat 7,5 stuivers jaarlijks, aan de kerk van Schuelen met een halve kan smaut jaarlijks en 3,5 stuivers herberch coren; nog een halve sille op 'den Huyven Beempt', grenzend de Laeck 1), Lenardt van Swarttebroeck 2), mr. Wouter Taelmans 3) en Peeter Van Meeuwen of 'het Beullensbeemptien' 4), enkel belast met grondcijns; nog een halve sille op de voorschreven 'Huyven Beempt', grenzend 'het Kercken Broeck' van Schuelen 1), 'de Laeckbeempden' 2) en mr. Wouter Taelmans 3), enkel belast met grondcijns aan de heer; de halve beemd die om het jaar moet wisselen, grenzend joncker Jan Van Gelmen 1), 'den Toeffbampt' 2) en 'die Laeck' 3), belast boven de cijns aan de heer aan zijn broer Mattees van Schoonbeeck met 9 gulden 14,5 stuivers jaarlijks; 'den Wyenberch' met het heike, grenzend Jan Christianus aan 3 zijden en des heeren straet 4), belast boven de cijns aan de heer aan de erfgenamen van mr. Johan Neven met 2,5 gulden jaarlijks, aan de stad van Herck 2 gulden 5 stuivers jaarlijks, 3 gulden aan Goos Jaupen en nog 5 gulden jaarlijks die staan aan het heike aan Goos Jaupen; brantschat 3 stuivers 1 halve.

Mochten er verzwegen lasten aan een of ander goed staan, dan zullen ze deze mekaar helpen dragen. Indien een van hen hun broer Mattees niet kon betalen of een van de andere voorgenoemde lasten, dan zal de schade kunnen gehaald worden bij degene die de betaling weigerde.

Indien Pauwels zijn rente aan zijn broer Mattees zou willen afleggen maar Melchior zou dit niet kunnen, dan moet Melchior het geld van Pauwels ontvangen 'ende hem een half jaer van bevorens inthimeren'.

In 1623 op 23 maart hebben de voorschreven partijen afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling.

 

1623, 06 april. Blz. 12v

Aerdt Vanden Roije draagt op aan zijn broer Pauwels Vanden Roeij een rente van 3 gulden en een halve Brabants jaarlijks die staat aan een halve beemd in Coorssel aan de schans die toebehoort aan Bartholomees Smeets. Hij grenst mr. Gielis Beerten 1), Jacop Wynen 2), de straat 3), voor 50 gulden Brabants eens. Betaald. Pauwels is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 april. Blz. 12v

Herman Germijs, voor hem voor zijn zusters en broers Antoen en Lenardt Germijs, Peeter Vanden Kerckhoff man en momber van Margriet Germijs, Claes de Wil man en momber van Maria Germijs, releveert het versterf dat hen is verstorven en aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk broek in 'de Seelbeempden' gelegen, grenzend Jan Creten 1), de heren van Maestricht 2), de H. Geest van Spalbeeck 3); nog 30 stuivers jaarlijks op panden van Aerdt Hermans; nog 30 stuivers jaarlijks op panden van de erfgenamen van Servaes Jaupen en verder al hetgeen dat hier sorteert. Herman is in de naam voorschreven ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 06 april. Blz. 13

Geert, Joris, Peeter, Huijbrecht, Mertten en Barbara Veugelers kinderen van Huybrecht Veugelers en Elisabeth Moons releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een half dachmael broek geheten 'het 'Cranenvat', grenzend Peeter Jans 1), Peeter Beckers 2), 'die Maelbeeck' 3), Daniel Put 4). De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 april. Blz. 13v

Gosen Jaupen kwijt de panden van Peeter Stessens van de 9 gulden jaarlijks zoals hij eraan trok. Dat pand was vroeger huis en hof 'opde Stappe' gelegen. Goosen kreeg zowel het kapitaal als de renten betaald. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 april. Blz. 14

Goosen Jaupen kwijt aan Peeter Stessens en zijn panden de 10 stuivers jaarlijks die hij erop trok. Het pand is een stuk land genaamd 'die Lompen Heyde'. Goosen kreeg alles betaald. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 april. Blz. 14

Peeter Stessens draagt op en kwijt de panden van Jan Luijten, namelijk een stuk land genaamd 'die Stout' van de 7 gulden jaarlijks die Peeter erop trok. Hij kreeg zowel het kapitaal als de verlopen betaald. Jan Luyten is ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 27 april. Genachten ende jaergedinghe. Blz. 17

Geert Cremers draagt op aan Lenardt Vander Eycken een stuk erf genaamd 'die Ghijskens Hoven' onder Schuelen, 3 vaten zaaiens groot, grenzend 'die heerbaen' aan 2 zijden, Henrick Van Herle erfgenamen 3) en 4), als pand voor 3 gulden Brabants jaarlijks met valdag half maart. Af te leggen met 51 gulden Brabants eens, lycoop een 'vaen Hougarts bier' , godspenninck 1 ort. Het geld moet gangbaar zijn in de tijd dat de rente gekweten wordt. Er moet rente bijbetaald worden volgens het verstrijken van de tijd. Als onderpand draagt Geert nog een stuk land op 'inde Paddenpoel straet' gelegen. Het land grenst Philips Jans erfgenamen 1), de erfgenamen van Jacop Van Herle aan 2 zijden en des heeren straet 4). Lenardt is met recht tot de gichte gekomen en hij heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1623, 11 mei. Blz. 21v

Geert Cox draagt op en kwijt de panden van Peeter Stessens van de 18 vaten koren jaarlijks die hij altijd heeft betaald met 2,5 gulden. Geert trok die op een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'de Lomp'. Hij is voldaan zowel van het kapitaal als van de verlopen.

 

1623, 11 mei. Blz. 22

Mattijs Vanden Briel releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een stuk broek genaamd 'den Langhen Beempt', grenzend Peeter Van Haut 1), Pauwels Van hout 2), de pastoor van Coorssel 3); nog 2 stukken broek genaamd 'die Eeuwitten', grenzend de erfgenamen van Andries Moons 1), de erfgenamen van Jacop Vanden Briel 2), des heeren straet 3). Pauwels Vanden Briel is in de naam van zijn broer Mattys Vanden Briel met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 01 juni. Blz. 23v

Jan Leeuws draagt op aan zijn kinderen Simon Goormans, Peeter Vaes en Peeter Witters zijn tocht van zekere erven beschreven in de koopcedule hierna. De partijen zijn hiermee tot tocht en erfdom gekomen.

Nu tocht en erfelijkheid samen zijn, hebben Simon Goormans, Peeter Vaes en Peeter Witters deze erven opgedragen aan Jan Rynders en Jan Noop voor de som en de condities vernoemd in de koopcedule hierna. Voorwaarde is dat de gichte in sheeren hand zal blijven rusten totdat de voorschreven partijen ten volle betaald zijn.

De coopcedule.

Op 22 maart 1623 hebben Jan Noop, Jan Rynders, Jan Leuwis gelijk gehandeld betreffende goederen hen aangestorven van Anna Vanden Put zaliger: een stuk land genaamd 'het Leulen', grenzend O 'den Wijer', W Jan Dillen, met nog een stuk broek genaamd 'die Bogarden', dat grenst Claes Jans O, Heyl Dillen W, N Jan Rynders zelf; nog een stuk land gelegen 'int Wierix Velt', grenzend O Oriaen Oriaens W, de jonghen Peeter Van Haut; nog de beemden in 'die Laeckbeempden' gelegen, grenzend O des heeren straet, W Valentyn Claes, N Jan Van Soelick. Deze percelen hebben Jan Rynders en Jan Noop minnelijk onder hun twee gedeeld zoals volgt, zonder elkaar iets toe te geven. Jan Noop zal erfelijk gebruiken en hebben het stuk land gelegen 'int Wierix Velt' zoals boven met nog 'die Laeck Beempden' zoals hiervoor in zijn regenoten. Daar tegen zal Jan Rynders 'het Leulen' hebben met het broek geheten 'die Bogarden'.

Op dezelfde dag hebben Jan Noop en Jan Rynders de derde man Jan Leeuws uit het voorschreven versterf gekocht voor 275 gulden los en vrij gangbaar geld, godspenninck 3 stuivers. Dit geld mag aan het voorschreven versterf blijven staan mits ze elk jaar 5% intrest geven. Jan Noop moet in deze som maar een derdedeel geven, namelijk 87, 5 gulden. De overige som zal Jan Rynders voldoen. Indien het goed vernaderd wordt, zal degene die het vernadert aan Jan Noop en aan Jan Rynders 50 gulden bijleggen voor de voorgaande kosten en moeite. De lycoop zullen ze elk 'na advenant' betalen volgens de som die ze moeten betalen. Jan Leeuws was nog 7 gulden achter aan de voorgaande kopers en ze zullen die in mindering brengen aan de eerste gevallen rente. Jan Leeuws, met assistentie van zijn zonen Jan Goormans en Peeter Vaes, belooft aan de kopers voor recht 'vroem te doen ende te bewaren sonder fraude arch oft list'. De partijen zetten 50 gulden boete voor degene die berouw heeft 'oft uuytschieten' zal. Getuigen: Andries Sysens en Geert Meeuwis. Geschreven door Jan Vaes.

Op 6 juli 1623 verschenen voor recht Jan Ryders en Jan Noop en ze doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling. Ze zijn tevreden met hun deel.

 

1623, 20 juni. Blz. 25

Blasarus Van Haut en Peeter Neelens als momber van Anna Van Haudt releveren het versterf dat Anna is aangekomen na de dood van Jan Boonardts achtergelaten zoon van Peeter Boonardts: huis en hof in Haxelaer gelegen, grenzend de straat aan 2 zijden, Joos Sweerts 3) en Henrick Bleuckmans 4); al hetgeen hier sorteert. Blasarus en Peeter zijn als mombers van Anna Van Haudt met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 22 juni. Blz. 25

Nicolaes Morren man en momber van Christijn Boonardts releveert het bovengeschreven huis met de hof in Haxelaer gelegen, zoals Blasarus Van Haudt en Peeter Neelens het hiervoor in de naam van Anna Van Haudt hebben gereleveerd. Claes is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen.

 

1623, 06 juli. Op genachten en jaergedinghe. Blz. 25v

Jan Noop draagt op aan Jan Knaep een stuk land 'int Wirix Velt' gelegen, grenzend O Oriaen Oriaens, Peeter van Haut der Jongen W en Bernart Seyssens N; nog een beemd genaamd 'die Laeckbeempden', grenzend O des heeren straet, W Valentyn Claes, Z Jan Van Sourloock, als pand voor 4 gulden en 7,5 stuivers jaarlijks vallend op 1 juni. Af te leggen met 87,5 gulden eens in geld zoals volgens de valuatie zal gangbaar zijn en met rente volgens het verstrijken van de tijd. Jan Knaep is ter gichte gekomen met recht.

Op 4 maart 1627 kwijt Jan Knaep aan Jan Noop deze rente. Hij is voldaan van zowel het kapitaal als van de verlopen.

 

1623, 06 juli. Op genachten en jaergedinghe. Blz. 26

Jan Rynders draagt op aan Jan Knaepen een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Leulen', grenzend Jan Dillen O, 'die Schrick Heyde' Z, Jaspar Tielens N; nog een stuk broek genaamd 'die Bogarden', grenzend Jan voorschreven 1), Claes Jans 2), Mattys Claes 3), Heyloff Dillen 4), als pand voor 9 rinsgulden 7,5 stuivers jaarlijks met valdag op 1 juni. Af te leggen met 187,5 eens in geld zoals in die tijd volgens de valuatie zal gangbaar zijn en met rente volgens het verstrijken van de tijd. Jan Knaepen is met recht tot de gichte gekomen.

In 1628 op 6 april kwijt Jan Knapen aan Henrick Reynders en zijn panden van 9 gulden en 7,5 stuivers jaarlijks. Jan kreeg alles betaald, zowel het kapitaal als de verlopen renten.

 

1623, 06 juli. Op genachten en jaergedinghe. Blz. 26v

Melchior Van Schoonbeeck draagt op aan Lenardt Vander Eijcken huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Jan Luijten 1), Dirick Palmarts 2), Peeter Van Meeuwen 3) en des heeren straet 4), als pand voor 3 rinsgulden jaarlijks met valdag op St.-Jorisdag en voor het eerst in 1624. Af te leggen met 50 gulden in stukken van cruijsdaelders zoals die in de tijd dat ze afleggen zullen gangbaar zijn. godspenninck een halve stuiver, lycoop 12 stuivers. Lenardt is met recht tot de gichte gekomen en hij betaalde het pontgelt en de hofrechten.

 

1623, 06 juli. Op genachten en jaergedinghe. Blz. 27

De erentfesten Georgius van Edinghen, rentmeester in Lummen, en mr. Willem Neven, meier in Lummen, hebben constitutie en authorisatie vanwege 'sijne Genaden Grave Ernest vander Marck ende Schleyden' die hier geregistreerd werd. Ze dragen op aan de gemijnte van Coorssel de drie delen van een stuk broek omtrent Spipelspade gelegen, genaamd 'het Keijffvinne oft Koeijeeuwit' waarvan het vierde deel ook vandaag is opgedragen voor de Brabantse justitie hier. Voorwaarde is dat de drie delen voorschreven zullen gerechtelijk afgetekend worden aan de westerzijde naar Coorssel gelegen, latend het vierde part aan de oostzijde naar Spipelspade toe. De onderdanen van Coorsel moeten voor deze drie delen 3 rinsgulden jaarlijks bekennen aan Zijne Genaden zoals andere grondcijns te betalen op Sint-Remigius. Aan de koning moeten ze voor het ander vierdedeel 1 gulden jaarlijks geven vanaf Remigius 1623. Deze 3 gulden zullen verdeeld worden volgens de sillen die er zullen zijn nadat het afgemeten werd. Mocht er betreffende dit goed twist ontstaan, dan moeten de gemeenten dit op hun last defenderen/verdedigen. Jacop Beckers en Jan Convents tegenwoordige borgemeesters in Coorssel, tevens Peeter Lijsen en Henrick Kenens respectievelijk Brabantse en Loonse schepenen zijn in dit goed in de naam van de gemeynten gegicht met recht.

Het octrooi of de authorisatie vanwege de graaf. Akte in het Frans.

Wij Ernest graaf de la Marck en van Sleiden, baron van Lumaij en Seraing, heer van Kerpen, Saffenbourg, erfelijke voogd van het marquisat van Franchimont, verklaart dat de onderdanen van Corsel hem hebben gevraagd om onder hen zekere weiden te laten verdelen geheten 'dat Kijffvenne' waarvoor ze een jaarlijkse rente willen betalen. Enz. Hij machtigt George d'Edingen en Guilleaume Neven officieren van de heerlijkheid Lummen om deze verdeling te laten gebeuren en om de rente te vestigen tot zijn profijt. Opgemaakt in het kasteel van Lummen op 9 augustus 1622. Hij bracht zijn zegel aan in rode was en ondertekende met zijn naam.

Daarna volgt de gichte zoals ze gepasseerd is in de Brabantse justitie op 6 juli 1623. Blz. 29.

Jacop Beckers en Jan Convents, borgemeesters van Coorssel die het hele corpus van het dorp vertegenwoordigen en met hun instemming, verbinden zich ten eeuwigen dage om aan zijne koninklijke majesteit als hertog van Brabant jaarlijks in cijnspenningen te betalen de som van 20 stuivers met valdag jaarlijks op St.-Remigius aan het vierde deel van een stuk broek gelegen in Coorssel omtrent Spipelspaye aan de oosterzijde, genaamd 'het Coeijewit alias Keijffvinne', grenzend de dijk komend van Helchteren aflopend naar Spipelspaye tussen 'de Katerijt' en 'het Koeijewit' voorschreven 1), de prelaat van Everbode 2), 'het Keijffvinne' sorterend onder de graaf vander Marck met de drie delen 3) en sheeren aert 4). Is in hoede van wet gekeerd.

Op dezelfde dag heeft Wouter Vanden Vinne meier en rentmeester van zijne koninklijke majesteit als hertog van Brabant het stuk broek voorschreven opgedragen aan de gemijnte van Coorssel volgens de teneur van de voorschreven akte, volgens het gegeven octrooi. De gemijnte van Coorssel belooft om dit octrooi hier binnen te brengen om te registreren.

 

1623, 05 oktober. Op genachten en jaergedinghe naer Remigii. Blz. 32v

Jan Belmans als momber van zijn huisvrouw Maria Corstens releveert na de dood van Martten Corstens, de vader zaliger van zijn huisvrouw, de helft van 17 gulden jaarlijks staand op panden van Huybrecht Wouters in Schuelen; nog de helft van 3,5 gulden jaarlijks staand op panden van Frans Clerx in Molem; nog de helft van 3,5 gulden jaarlijks op panden van Peeter Cox in Molem; nog de helft van 'den Claes Bloxken' in Schalbrouck gelegen en verder al hetgeen dat hier sorteert. Jan Belmans is in de naam van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 05 oktober. Op genachten en jaergedinghe naer Remigii. Blz. 33

Jan, Willem, Elisabeth en Peeter Cox releveren na de dood van hun moeder Anna Roeselers zaliger, die huisvrouw is geweest van Martten Corstens, de wederhelft van al de voorschreven renten en erven waarvan Jan Belmans hiervoor de andere helft heeft gereleveerd in de naam van zijn huisvrouw. Ze releveren nog de helft van een stuk land genaamd 'den Keerenwech'. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 05 oktober. Op genachten en jaergedinghe naer Remigii. Blz. 33v

Isabella en Maria Staels releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land in Schuelen gelegen, grenzend Jan Huveners aan 2 zijden, Mattees Menten 3) en de erfgenamen van Geert Cannarts 4). Isabelle en Maria Staels zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 34

Jan Margrieten, Jacob Beckers en Jan Convents als borgemeesters van Coorssel dragen op tot behoef van Peeter Neelens het tweede perceel 'opt Keyffvenne' gelegen, grenzend Mattys Vrancken 1), Peeter voorschreven 2), de prelaat van Everbode 3) en sheeren aerdt 4), voor 151 gulden 10 stuivers, volgens de condities. Met instemming van de voorschreven borgemeesters is Mattys Valentyns met recht tot de gichte gekomen.

Nota: de tweede is gegicht aan Lambrecht Witters op het einde van deze gichten geregistreerd.

 

1623, 06 oktober. Blz. 34

De borgemeesters voorschreven dragen op aan Peeter Neelens de derde plaats in het voorschreven 'Keyffvenne' voor de som van 151 gulden 5 stuivers. Het grenst Peeter voorschreven 1), Lambrecht Witters 2), de prelaat van Everbode 3) en sheeren straet 4). Peeter Neelens is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 34v

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Rynder Eldermans de zesde plaats 'opt Keyffvenne' voor 161 gulden. Ze grenst Jan Huveners 1), Wouter Belmans 2), de prelaat van Everbode 3), sheeren aerdt 4). Eldermans is ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 06 oktober. Blz. 34v

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Wouter Bellens de 7de plaats, grenzend Rynder Eldermans 1), Mattys Mentens 2), de prelaat van Everbode 3) en sheeren aerdt 4), voor 146 gulden. Wouter is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 35

De voorschreven borgemeesters dragen de achtste plaats op aan Mattys Mentens voor 142 gulden. Ze grenst Wouter Bellens 1), Mattys voorschreven 2), de prelaat van Everbeur 3), sheeren aerdt 4). Mattys Mentens is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 35

De borgemeesters voorschreven dragen de 10de plaats op aan Jan Gagelers en Hendrick Droomers voor 118 gulden. Ze grenst Mattys Mentens 1), Peeter Jans 2), de prelaat van Averbode 3), sheeren aerdt 4). De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 35v

De voorschreven borgemeesters dragen op de 11de plaats aan Peeter Jans voor 99 gulden 15 stuivers. Ze grenst Jan Gagelers 1), Jaspar Smeets 2), de prelaat van Averbode 3) en sheeren aerdt 4). Henrick Kenens is in de naam van Peeter Jans met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 35v

De voorschreven borgemeesters van Coorssel dragen op de 12de plaats aan Jaspar Smeets voor 109 gulden. Ze grenst Peeter Jans 1), Jaspar Smeets 2), de prelaat van Averbode 3) en sheeren aerdt 4). Jaspar Smeets is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 36

De borgemeesters van Coorssel dragen op aan Jacop Beckers de 14de en 15de plaats samen voor 213 gulden 5 stuivers. Ze grenzen Jaspar Smeets 1), Lambrecht Witters 2), de prelaat van Averbode 3) en sheeren aerdt 4). Jacop is in de twee percelen gegicht met recht.

 

1623, 06 oktober. Blz. 36

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Lambrecht Witters de 16de plaats voor 112 gulden 5 stuivers. Ze grenst Jacop Beckers 1), Wouter Belmans 2), de prelaat 3) en des heeren aerdt 4). Voorwaarde is dat de gichte zal berusten in sheeren hand totdat hij de conditie in alles zal voldaan hebben.

 

1623, 06 oktober. Blz. 36

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Jaspar Smeets de 18de plaats voor 93 gulden 10 stuivers. Ze grenst Wouter Bellens 1), Jan Huveners 2), de prelaat 3) en sheeren aerdt 4). Jaspar Smeets is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 36v

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Jan Huveners de 19de plaats voor 103 gulden en 15 stuivers. Ze grenst Jaspar Smeets 1), Hendrick Convents 2), de prelaat van Averbode 3) en sheeren aerdt 4). Huveners is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 36v

De voorschreven borgemeesters dragen op aan Hendrick Convents zoon van Peeter de 20ste plaats voor 144 rinsgulden. Ze grenst Jan Hueveners 1), Jan Vanden Bossch 2), de prelaat van Averbode 3) en sheeren aerdt 4). Henrick is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 37

Dezelfde borgemeesters dragen op aan Jan Vanden Bossch de 21ste plaats voor 175 gulden 10 stuivers. Ze grenst Hendrick Convents 1), de straat komend van Stal 2), de prelaat van Averbode 3). Ze is belast met 1 stuiver grondcijns aan beide heren, namelijk in het Loons 1 blanck.

De resterende andere percelen gelden elk 4 stuivers cijns aan de heer met exclusie van de Brabantse heer omdat ze geheel Loons zijn. Het pontgelt voor dit perceel alleen is 6 gulden 11 stuivers 1 ort. Jan is met recht tot de gichte gekomen op voorwaarde dat hij alles zal voldoen.

 

1623, 06 oktober. Blz. 37

Dezelfde borgemeesters dragen op aan Lambrecht Witters de tweede plaats voor 150 gulden. Ze grenst Peeter Neelens 1), Jan Huveners 2), de prelaat van Averbode 3) en des heeren aerdt 4). Voorwaarde is dat de gicht zal blijven in des heeren hand tot de volgende genachten op voldoening van de condities.

 

1623, 06 oktober. Blz. 37v

Hierna volgt de conditie waarop de voorschreven percelen zijn verkocht.

16.08.1623. Voorwaarden waarop de gedeputeerden of gezworenen van het dorp van Corssel in de naam van het geheel dorp en met instemming en octrooi van de heren van het land van Lummen zullen verkopen 20 percelen erf gelegen 'int Keyffvenne', zoals het met 'stucken oft putten' is getekend en met koorden even groot en breed gemeten is. De voorschreven percelen zal men verkopen met uitgang van de brandende kaars en met hogen. Iedere hoge geldt 30 stuivers: de helft voor de koper en de andere helft voor de verkopers. Men zal de voorschreven percelen vooraf aan 'Spipelspade Dieck' beginnen te zetten en zo vervolgens tot het laatste toe. Bij elk perceel zal afgeroepen worden dat wie het meest ervoor geeft en dat degene aan wie het toegeslagen wordt als eerste mag hogen daarop zetten, zoveel als hem gelieft, zonder dat een ander mag hogen. Indien een perceel blijft aan iemand die niet solvent is, zal de kaars ontstoken worden tot last en kosten van degene die in gebreke blijft. Als het dan minder opbrengt, zal deze persoon die in gebreke bleef het verschil moeten bijpassen. Ieder perceel wordt belast met 4 stuivers grondcijns: 5 percelen onder de hertog van Brabant en 15 onder de graaf vander Marck. Het laatste of 21ste perceel valt onder de beide heren en is belast met 1 stuiver grondcijns aan beide. Degene aan wie het perceel blijft, moet zijn geld geven op Sint-Andriesmisse eerstkomend of goede panden stellen en een rente gelden van 5%. Die moeten in lopend geld afgelegd worden in de tijd van de kwijting. Vooraan zullen ze vegen en ruimen de zouwen tot de laatste toe tussen nu en Bamisse eerstkomend op een boete van 21 stuivers. De weg die van Stal komt uit de heide zal men 15 voeten breed maken naast het erf van Jan Vanden Kerckhoff.

Indien enige uitlandige personen deze percelen kwamen kopen 'dat sy sullen verlijen vande naer wijde te Bamis gelyck als andere omliggende beempden'. Alle percelen zullen aan de noordzijde zo wijd zijn als zij met koorden aan de zuidzijde gemeten en getekend zijn. De kopers moeten alle onkosten betalen en alle heerlijke hofrechten, pontgelt, kaarsgeld, schrijfgeld, leycoop naer landtcoop.

Mocht later blijken dat op dit goed 'eenighe swaerichyt oft molestatie quamp oft wordt aengedaen', dan zal de gemeente hen daarvan kosteloos en schadeloos ontlasten 'ende hunnen voet voor dieselve stellen'.

 

1623, 19 oktober. Blz. 42v

Proeve van de huwelijksvoorwaarden tussen Aerdt Voets en Maria Mynen.

Op 18 november 1613 werd in het woonhuis van Catharina Voets in het dorp van Hechtel gelegen een huwelijksovereenkomst gemaakt tussen de eerbare jongeman Aert Voets als toekomstige bruidegom in aanwezigheid van zijn naaste vrienden (familie) 1) en 2) Maria Mynen toekomstige bruid met haar familie volgens 'Godts ende die hijlighe ende roomsche catholycke kercke ordinantie' zoals hierna volgt. Catharina Voets wettige moeder van de bruidegom Aerdt Voets verhuurt hem het half erf met het halve huis zoals ze dat nu bezit onder de bank van Exel in Hechtel gelegen voor een termijn van 3 jaren. Voorwaarde is dat Aerdt aan zijn moeder jaarlijks ervoor 20 gulden zal geven. Catharina zal aan de jonggehuwden nog geven voor de roerende goederen een som van 150 gulden en van dit geld zal hij roerende goederen kopen van zijn moeder indien het hem belieft. Hij mag ook gewoon het geld kiezen. Aan de andere zijde belooft Hendrick Mynen aan zijn zuster Maria Mynen voor haar kindsdeel of patrimonie erfgoed onder de bank van Exel, Hechtel en alle andere plaatsen waar het mocht gelegen zijn de som van 600 gulden te geven zoals het geld in de bank van Exel gangbaar is. 300 gulden van deze 600 zullen blijven staan tot na de dood van Goris Wynen, wettige vader van Henrick en Maria. De andere 300 gulden zullen gegeven worden als Aerdt Voets als bruidegom die zal nodig hebben of goed kunnen gebruiken. Hendrick Mynen zal nog geven aan zijn zuster Maria Mynen voor het gerei ('het ghereede') de som van 150 gulden. Deze som zal in 3 keer gegeven worden: op Pasen 1614 50 gulden, de tweede in 1615 ook 50 gulden op Pasen en in 1616 nog 50 gulden. Nog is conditie dat de 150 gulden die Catharina aan haar zoon Aerdt Voets zal geven zullen voorbehouden zijn voor 'gereede have'. Indien een van deze gehuwde personen zou sterven zonder wettige blijvende geboorte achter te laten, dat de langstlevende 'verbetert' zal zijn van het erfgoed dat de aflijvige achterlaat 50 gulden eens lopend geld 'niettegenstaende ofter eenighe clausulen oft solemnityten in vergheten waeren inden rechte van noode synde dat sal gemodereert worden en naer goetsmans seggen gekeert worden'. Getuigen: Hein(?) Moons, Henrick Kelchtermans, Aerdt Brouwers, Geerart Van Velthoven, Jan Witters, Goris Mynen, Peter Mynen, Jan Hoetmans, Aerdt Erdekens, Jan Stynen. Ondertekend Christianus Ghysels kapelaan in Hechtel.

Op 5 oktober 1622 stelt Elen Mynen deze huwelijksvoorwaarden in om te proeven, verzoekend daarop recht. Is gewezen de partijen te kondigen. Op 8 februari 1623 attesteert Haub Neesen dat hij Aerdt Voets en Claes Mynen heeft bedaagd of ze hier iets tegen wilden zeggen.

Op 22 maart 1623 attesteert Haub Neesen dat hij de volgende getuigen heeft bedaagd: Heyn Moons, Henrick Kelchtermans, Aerdt Brouwers, Geerart Van Velthoven, Jan Witters in Hechtel, Peeter Mynen.

Op 5 april 1623 attesteert Haub Neesen dat hij bedaagd heeft Heyn Moons, Henrick Kelchtermans, Aerdt Brouwers, Geert van Velthoven, Jan Witters, Peeter Mynen. Op 26 april 1623 attesteert Haub Neesen, gerechtsbode, dat hij de volgende getuigen bedaagde: Heyn Moons, Henrick Kelchtermans, Aerdt Brouwers, Geerard Van Velthoven, Jan Witters, Peeter Mynen. Op dezelfde dag hebben de volgende personen de eed gedaan op deze huwelijksvoorwaarden: Henrick Kelchtermans, Peeter Meynen, Heyn Moons, Jan Witters. Ze blijven erbij.

Op 10 mei 1623 doet Aerd Brouwers de eed en getuigt dat hij met deze inhoud akkoord gaat. Haub Neesen attesteert nog dat hij bedaagd heeft voor het uitklaren van deze huwelijksvoorwaarden Claes Mynen en Aerdt Voets of ze er iets tegen wilden zeggen. Deze werden drie maal ingeėist maar Claes en Aerdt verschenen niet. Daarop hebben de schepenen na het vonnis van de scholtet gewezen dat deze huwelijksvoorwaarden voldoende zijn geproefd volgens het Loonse landrecht en ze reserveren aan de E.H. Officiael zijn kennis 'van weerden oft onweerden'. Ondertekend Rutgerus Vaes secretaris.

Jan Eerdekens heeft in de naam van zijn zuster Elen Eerdekens het erf ontvangen dat zij met haar man Henrick Meynen verkregen heeft volgens deze huwelijkse voorwaarden. Jan is in de naam van zijn zuster ter gichte gekomen.

Solvit pontgelt hierop 10 gulden (volgens de waarderinge van de buren getoond aan de schepenen).

 

Kopie van de huwelijksvoorwaarden tussen Lenardt Wellens en Maria Brouwers. Geproefd.

5 september 1621 verschenen voor de justitie van Excel Jan Eerdekens en Simon Brouwers met hun consorten en ze hebben ter proeve gesteld huwelijksvoorwaarden gemaakt tussen Lenardt Wellens en Maria Brouwers de dochter van Thomas Brouwers zaliger. De schepenen wezen dat de instellers tegen de volgende genachtendag de personen moesten doen bedagen tegen wie ze pretendeerden te 'proberen'.

Op 6 oktober attesteerde Haub Neesen gerechtsbode dat hij gerechtelijk vanwege de instellers bedaagd heeft Jan Wellens, Lenardt Wellens en Peeter Brouwers of ze hiertegen iets wilden inbrengen. Deze huwelijksvoorwaarden luiden als volgt.

Op 1 juni 1621 zijn vergaderd om te 'tracteren eenen hauwelijck naer godt ende die heijlighe kercke' de volgende personen. Jan Wellens met zijn wettige zoon Lenard als toekomstige bruidegom en meer andere vrienden Ruth Wellens, Peeter Wellens, Goris Wellens, Geerardt Brouwers, Jan Crompens, Jan Van Velthoven. Aan de andere zijde is het de achtergelaten dochter van Thomas Brouwers zaliger, genaamd Maria, als toekomstige bruid met haar 'vrienden' (familie) Gordt Moons, Lemmen Witters, Tys Moons, Lenardt Witters, Heyn Moons, Simon Brouwers, Peeter Brouwers, Jan Schoenmaeckers, Jan Eerdekens. Jan Wellens laat aan zijn zoon Lenard als bruidegom het erf zolang als hij leeft: huis en hof, land en beemden en al wat aan het goed toebehoort. Lenardt moet aan zijn vader de kost geven zolang als hij leeft en jaarlijks 5 gulden voor zijn kleren en 2 hemden. Mocht Jan voorschreven niet bij deze twee personen zijn kost kunnen krijgen, dan moet Lenard aan zijn vader jaarlijks 25 gulden geven en een mudde koren en hij zal in huis zijn in- en uitgaan hebben. De kost met die 5 gulden en de hemden zal dan teniet zijn. Jan laat aan Lenard nog de goederen in het huis en buiten het huis en het koren op het veld met uitzondering van een scherm(?) dat in het huis moet blijven. Lenard moet aan zijn vader voor deze roerende goederen eens 200 gulden geven. Lenard zal 200 'houts' houwen en daar tegen moet hij 200 walmen leggen en torven voor zijn gebruik. Lenard moet de wanden onderhouden 'totten ondersten rijbandt'. Mocht Lenardt enige problemen krijgen vanwege de andere kinderen, daar moet het goed van Jan Wellens goed voor zijn.

Jan Eerdekens en Simon Brouwers en Jan Schoenmaeckers beloven aan de toekomstige bruid genaamd Maria de som van 700 gulden eens te geven, 5 gulden voor een kermis en 6 stuivers godtsgelt voor haar erfgoed binnen de bank en buiten de bank, waar ook gelegen. Hiermee is alles dood wat ze haar voor haar huwen moeten geven en van hetgeen ze voordien regelden. Indien er iemand enige actie hierop zou pretenderen, dan moet Lenardt voorschreven dit helpen verantwoorden en de kosten helpen dragen. Deze 700 gulden beginnen op St.-Jansmisse eerstkomend 5 gulden jaarlijks te geven voor het honderd. Mocht een van deze beide personen sterven zonder enige wettige geboorte achter te laten, dan zullen deze 700 gulden weer gaan vanwaar ze gekomen zijn. De laatstlevende zal 85 gulden ervan krijgen.

Op 1 december 1621 hebben de inzetters bedaagde getuigen voor het recht gebracht: Ruth en Goris Wellens, Jan Crompboets, Peeter Wellens, Gordt, Tijs en Heyn Moons, Henrick Bueskens, Lenardt en Lemmen Witters, die eendrachtelijk op hun eed getuigden dat deze huwelijksvoorwaarden zo gemaakt zijn. De personen van wie de namen hierboven onderstreept zijn, zeggen dat ze niet present waren of dat ze niet hoorden dat de bruidegom Lenardt beloofde om zijn vader 5 gulden voor zijn kleren te geven en 2 hemden jaarlijks.

Op 15 december daarna heeft Haub Neesen geattesteerd dat hij vanwege de inzetters tegen deze dag bedaagd heeft Peeter Brouwers en Lenard Wellens, in wiens naam de vader Jan Wellens daar tegen een protestatie heeft gedaan die rust bij de schepenakten en dat de inzetters 'geallegeert' (als reden aanhaalden) hebben, Lenard zijn actie en recht gereserveerd maar ze verzochten uitklaring. De schepenen wezen, op correctie van hun overhoofd Vliermael, dat de huwelijksvoorwaarden voldoende bewezen zijn volgens het Loons landrecht en de bank hier. Ze reserveren aan de E.H. Officiael van Luik zijn kennis van waarde of onwaarde. Ondertekend Rutgerus Vaes secretaris.

1623, 19 oktober. Blz. 47v

Jan Eerdekens, Willem Brouwers en Jan Schoenmaeckers hebben het goed ontvangen dat hen is aangekomen vanwege Maria Brouwers, de zuster van hun respectievelijke huisvrouwen. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen. De pontpenningen van 8 gulden zijn betaald.

 

1623, 09 november. Blz. 48v

Geert Cannarts draagt op huis en hof onder Schuelen gelegen, grenzend de straat aan 2 zijden, de weduwe van jonker Laurens van Arnem 3), Mattees Huveners 4), aan Jan Van Hengel voor 418 gulden 15 stuivers boven de uitgaande lasten. Die belopen jaarlijks op 10 rinsgulden 11 stuivers, grondcijns een halve stuiver. De koper moet op datum van gichten 218 gulden 15 stuivers geven in specie van jacobusen in Herck te leveren. Voor de resterende 200 gulden moet de verkoper op het pand jaarlijks 12 rinsgulden trekken. Voorwaarde is dat Geert het hout zal afhouwen dat houwbaar is met twee 'sunckeijcken' en twee perenbomen. Indien het goed binnen het jaar vernaderd wordt, zal de verkoper voor het uitgeven van zijn geld de granen hebben die de koper op het goed zal zaaien en het de eerstvolgende oogst afdoen. De koper zal ook de lasten ervan betalen. De verkoper moet de lasten schoon maken tot datum van gichten. Lycoop nae landtcoop, godtspenninck 3 stuivers. Jan is ter gichte gekomen. Aan deze koop heeft Jan voor zijn kinderen 100 gulden Brabants eens aangelegd die gekomen zijn van een goed onder Bilsen dat Jan verkocht heeft aan Willem Huijbens.

1623, 09 november. Blz. 49

Jan Van Hengel heeft het voorschreven huis en hof weer opgedragen aan Geert Cannarts als pand voor 12 rinsgulden jaarlijks met valdag op Sint-Andries. Af te leggen met 200 gulden lopend geld zoals dan volgens de valuatie zal gangbaar zijn. Kan pas afgelegd worden na de dood van Geert in twee keer, telkens 100 gulden. Geert Cannarts is met recht tot de gichte gekomen.

Op 23.02.1645 kwijt Aerdt Hueveners aan de panden van Jan Van Hengel de helft van deze 12 gulden jaarlijks. Aerdt ontving als kapitaal 100 gulden jaarlijks uit handen van Jan Bampts die met zijn eigen geld betaalde. Dit geld blijft tot profijt van Jan Bampts.

 

1623, 09 november. Blz. 50

Anna Rubens met haar momber Jan Schranden draagt op aan haar neef Frans Rubens 3 vaten koren jaarlijks waarvan de erfgenamen van Jacop Germes de wederhelft trekken, zoals ze jaarlijks trekt op panden van Aerdt Hermans in Schuelen gelegen. Dat gaat om een huisje met een hof tegenover Aerdts huis gelegen. Ze geeft het in goede gift uit vriendschap zonder dat er iets voor moet gegeven worden. Frans is ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 23 november. Blz. 51

Geert Pauwels draagt op aan Bertholomees Tielens een hof gelegen in Coorssel omtrent 'het Lanck Venne', grenzend Peeter Smeets 1), Bartholomees Tielens 2), de erfgenamen van Peeter Dillen 3) en zijn eigen erf 4), als onderpand voor 5 gulden jaarlijks gegicht in de Brabantse bank. Eventueel kan Bertholomees zijn verhaal daaraan hebben.

 

1623, 23 november. Blz. 51v

Mattees, Jan, Ghysen, Beatrix, Maria en Christina Aerdts releveren het versterf dat hen aangekomen is na de dood van hun ouders. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 23 november. Blz. 51v

Jan Rutten releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van Goosen Veugelers na de aflijvigheid van Margriet Tielens, tuchtster. Jan is ter gichte gekomen. Salvo jure cuius libet (onbelet een ieders goed recht).

 

1623, 23 november. Blz. 52v

Jaspar Van Schoenbeeck draagt op aan Jan Huveners een stuk broek in Schuelen gelegen, genaamd 'het Sluijsken', grenzend 'het Graeffwerch'(?) 1), de Laeck 2), mr. Wouter Taelmans 3), Jan Hueveners 4), voor 85 gulden boven de lasten te betalen op datum van gichten. Betaald. godspenninck 3 stuivers, leycoop naer landtcoop. Jan Huveners is met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 07 december. Blz. 54v

Jan, Govart, Cattlyn, Maria, Anneken en Lysken Gielis hebben het versterf gereleveerd dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders 6 vaten land in Schuelen 'opde Stap' gelegen en verder al hetgeen hier sorteert. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1623, 14 december. Blz. 57

Heer Jan Vaes alias Vanden Put heeft gereleveerd voor hem en voor zijn medegeringen het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk broek genaamd 'het Lanck Haut'; nog een stuk broek genaamd 'het Steenbruxken'; nog een stuk land genaamd 'het Luelen'; nog een stuk land genaamd 'het Heuxblock'; nog een stuk broek genaamd 'die Donck' grenzend Jaspar Tielmans aan 3 zijden en Hendrick Convents 4), al wat hier nog sorteert. Heer Jan is voor hem en voor zijn andere consorten ter gichte gekomen 'salvo jure cuius libet'.

 

1623, 14 december. Blz. 57v

Wouter Jans als man en momber van Maria Gatis releveert het versterf dat haar is aangekomen na de dood van haar ouders: een stuk broek gelegen op 'de Kisel Voert', genaamd 'het Kiselvort Beempdeken' en verder al hetgeen hier sorteert. Wouter Jans is in de naam voorschreven ter gichte gekomen met recht.

 

1623, 14 december. Blz. 57v

Wouter Jannis (Jans) man en momber van Maria Gatis, die aanwezig is en toestemt, draagt op aan Bartholomees Gatis het voorschreven 'Kisel Vorts Beempdeken' voor 40 gulden Brabants eens boven de lasten. Deze lasten zijn 2 gulden jaarlijks aan het begijnhof van Hasselt en cijns aan de heer. Godtspenninck 1 stuiver, leycoop naer landtcoop. Bartholomees Gatis is met recht tot de gichte gekomen. Wouter ontving zijn geld.

 

1624, 11 januari. Op genachten en jaergedinghe. Blz. 60

Peeter Van Meeuwen, vanwege het testament dat hem door zijn huisvrouw Maria Gatis werd gemaakt en dat hier werd geproefd, draagt op aan zijn moeder Margriet Vander Heyden een beemdje in Meldelaer gelegen, grenzend 'den Vloetgracht' 1), de beek 2), Jan Prels aan de twee overige zijden, voor 100 gulden boven de lasten. Betaald. godspenninck een halve reael, leycoop naer landtcoop. Omdat aan Peeter andere erven onder Schuelen gelegen gemaakt waren en hij bedacht dat hij deze beter kon houden dan te verkopen, heeft hij dit stukje broek in de plaats daarvan verkocht om schulden te betalen. Margriet Vander Hyden is met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 26 januari. Blz. 66

Huijbrecht Didden momber van zijn huisvrouw Maria Van Postel releveert voor hem en voor zijn medegeringen Maria Van Postel, Barbara Van Postel en de kinderen van Maria Van Postel en Jan Van Postel en Anna Van Postel (onduidelijk) het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk broek genaamd 'den Gielis Beempt' aan 'den Stock Wijer' in Coorssel gelegen; nog 2 heythoeven bij Enneken Van Herck gelegen; nog een beemdje geheten 'het Lanck Beempdeken' in Oversloo; nog een beemdje aan 'den Hooghen Bossch' gelegen; nog die hoeve in de 'Postelmans Straet'; nog een halve hof aan het huis van Huybrecht Didden; nog een stukje land genaamd 'het Leerken', grenzend Henrick Witters O; nog 'de Peer Beempt' en verder al hetgeen hier sorteert. Huijbrecht Didden is voor hem en voor zijn andere zusters en broeders ter gichte gekomen.

 

1624, 26 januari. Blz. 66v

Mattees Stappars als momber van de kinderen van Willem van Swarttenbrouck, namelijk Govart en Jan Van Swarttenbrouck, releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen. Mattees is in de naam voorschreven ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 08 februari. Blz. 69

Cornelis Cox draagt op aan Gielis Luyten 2 gulden jaarlijks, zoals Cornelis voorschreven die trekt op panden van Jorden Jordens, namelijk op 'den Stap Hoff', die aan Cornelis werd gemaakt door zijn oom Gielis Cocx zaliger. Verkocht voor 40 gulden Brabants eens. godspenninck 1 stuiver, lycoop 1 gulden. Gielis Luyten is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 22 februari. Blz. 73v

Peeter Van Ham man en momber van Maria Oyen releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van de ouders van zijn huisvrouw: een stuk land in Stalle onder Coorssel gelegen. Het grenst Lambrecht Witters 1), 'die Clyn Hyde' 2), Jan Knaep 3), dezelfde Peeter 4). Peeter is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 29 februari. Blz. 78v

Peeter Pinxten man en momber van zijn huisvrouw Anna Veugelers, die aanwezig is en instemt, en Cattlyn Veugelers met haar geleverde momber Henrick Kenens dragen op aan Henrick Wynen een stuk broek in Castel onder Coorssel gelegen, grenzend Huijbrecht Veugelers erfgenamen 1), Henrick Kenens 2), Valentyn Claes 3), de beek 4). Het eussel dat in de conditie is gesteld, grenst Henrick Kenens 1), de erfgenamen van Gielis Sysens 2), Jan Van Postel 3), Cattlyn Veugelers 4). De conditie volgt hierna. Henrick Wynen is ter gichte gekomen met recht.

Conditie.

Voorwaarde en conditie waarbij Peeter Pinxten als man en momber van zijn huisvrouw Anna Vogelers met haar kinderen en Cattlyn Vogelers met haar geleverde momber Aerdt Convents en met haar kinderen en Daneel Put als momber van heer Hendrick Folders met Jan Rutten als man en momber van Elisabeth Folders zullen verkopen met uitgaan van de brandende kaars een huis en hof met een stuk broek met nog 2 eussels daaraan gelegen, hen aangekomen en verstorven na de dood van Margriet Tielens zaliger. Dat heeft ze in tocht bezeten na de dood van haar man Goos Veugelers tot haar sterfdag toe. Het goed wordt verkocht met uitgaan van de brandende kaars, palmslag en hogen. Elke hoge bedraagt 2 gulden waarvan de helft voor de verkoper is en de andere helft voor de koper. Degene die de palmslag krijgt, zal als eerste zoveel hogen mogen zetten als hem belieft voor iemand anders mag hogen. De verkopers staan ervoor garant dat het goed enkel belast is met 38 stuivers jaarlijks aan het Sint-Anna-altaar en 37,5 stuivers aan de H. Geest, die naderhand aan het huis met de hof zijn bewezen. Degene aan wie het goed blijft bij het uitgaan van de kaars, moet op de gicht zijn geld geven of rente ervoor geven.

De kopers moeten alle onkosten betalen: de heerlijke hofrechten, kaarsgeld, schrijfgeld, pontgelt, lycoop en godtspenninck. Blijft het aan iemand die de conditie niet kan voldoen, dan zal de kaars opnieuw ontstoken worden op kost van deze persoon. Als het dan minder opbrengt, moet die persoon het verschil bijpassen. Mochten er later problemen komen betreffende deze percelen, dan beloven de verkopers dat ze de kopers hiervan zullen 'indemniseren', schadeloosstellen. Peeter Pinxten doet voor zijn helft garantschap voor een goede gicht.

Niclaes Tys zet het huis met de hof op 850 gulden boven de voorschreven lasten. Hij kreeg ervoor de palmslag en zette er nog 40 hogen op. Lauryns Wouters zet daarboven nog 50 hogen; Peeter Jans nog 15 hogen, Frans Wouters nog 1 hoge en het bleef hem bij het uitgaan van de brandende kaars.

Volgens dezelfde condities zette Peeter Pinxten met Laureys Wouters het broek met de eussels in Castel gelegen op 450 gulden, waarvoor ze de palmslag kregen. Ze zetten nog 16 hogen. Valentyn Vrancken deed hier 6 hogen bij, Jan Kenens nog 10 hogen, Hendrick Wynen nog 6 extra hogen en hiervoor bleef het aan hem met het uitgaan van de brandende kaars.

In 1624 op 28 maart Peeter Pinxten en Cattlyn Veugelers met haar kinderen namelijk Antonis Sweerts en Peeter Marttens momber van zijn huisvrouw Cattlijn Sweerts en Oriaen Orens momber van zijn huisvrouw Aleth Sweerts, zoals door hun eigen hierbij gevoegd missive blijkt, Laurys Wouters momber van zijn huisvrouw Anna Sweerts kwijten Henrick Wynen van de koop die hij onlangs van hen heeft gedaan. Ze zijn van alles voldaan.

De missive. Weet Gielis Cornelis dat ik verstaan heb dat gij het huis gekocht hebt van ons erfgenamen waar ik Oriaen Orens zeer wel om tevreden ben met mijn huisvrouw Elen Sweerts, waar we toch beiden weten dat ons moeder daarvan meester is en dat ze ermee mag doen wat ze wil. Geschreven in Herentals op 15.02.1624. Was ondertekend Adriaen Orens.

 

1624, 01 maart. Blz. 82

Jan Stevens draagt op aan Henrick Crompels van Hechtel een stuk land in Coorsel aan 'den Galghenberch' gelegen, 4 vat zaaiens groot, grenzend des heeren straet 1), Peeter Witters die de wederhelft heeft 2), Aerdt Stevens 3), als pand voor 5 rinsgulden 15 stuivers jaarlijks met valdag op half mei en voor het eerst nu half mei eerstkomend omdat Jan het geld al zolang heeft ontvangen. Af te leggen met 100 gulden lopend geld en met rente volgens het verloop van de tijd. Jan Stevens heeft het pontgelt en de hofrechten betaald. Peeter Aerdts is in de naam van Henrick Crompels met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 14 maart. Blz. 83v

Herman Roelandts releveert een stuk erf gelegen in Schuelen, grenzend Jan Corthouts 1), de straat 2), de erfgenamen van Jan Van Buylen 3), dat aan Herman is gegeven door Aerdt Lambrechs zaliger en zijn huisvrouw Cattlyn Baers. Herman is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 14 maart. Blz. 83v

Laurijs Pauwels als man en momber van zijn huisvrouw Cattlijn Obbers, die aanwezig is en instemt, draagt op aan Aerdt Stevens een stuk land in Stalle gelegen, grenzend Peeter Knapen 1), Aerdt Stevens 2) en 3), Peeter Witters 4), voor 475 rinsgulden eens en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 2 cruijsdaelders, lycoop 13 gulden, godspenninck 3 stuivers. Laurijs staat ervoor garant dat het goed enkel is belast met cijns aan de heer. Aerdt Stevens is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 14 maart. Blz. 84

Henrick Van Nerum releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Gielis Mijnters: een stuk erf in Coorssel gelegen, grenzend Henrick Wynen 1), Jacop Beckers 2), des heeren straet 3). Peeter Neelens is in de naam van Henrick ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 28 maart. Blz. 89v

Gelyt van de rentmeester van de heer genomen op panden van Lambrecht Witters onder Coorssel.

De rentmeester had in de naam van de heer geprocedeerd op panden van Lambrecht Witters omdat de grondcijns niet werd betaald. Er was zover geprocedeerd dat de schepenen wezen dat de zaak oud genoeg van genachten was en om de partijen te bedagen tot het geleyt. Op de voorziene dag van gelijt verzocht de rentmeester verder recht volgens de conde die is gedaan aan Lambrecht Witters, zo attesteerde gerechtsbode Peeter Merttens. Hij verscheen niet en heeft er ook niets tegen gezegd. Daarop werd aan de rentmeester hout en ris geleverd in een teken van possessie en hij werd in de besproken panden gegicht met recht.

 

1624, 28 maart. Blz. 90

Geert Claes en Mertten Vanden Wyer man en momber van zijn huisvrouw Geertruyt Claes releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Castel onder Coorssel gelegen, grenzend de straat 1), de erfgenamen van Gielis Sysens 2), de Veltstraet 3), Valentyn Wouters 4); nog een stuk land genaamd 'het Meerblock', grenzend 'die Heerbaen' 1), 'die Veltstraet' 2), Vranck Stevens 3); nog een stuk land genaamd 'die Hoeve', grenzend Peeter Witters 1), Jan Knaep 2), de gemijnten 3) en 4); nog 2 stukken erven met een eussel daar achter gelegen, grenzend Mattys Bleux aan 2 zijden, Mattys Wierdts 3) en Valentyn Convents 4) en verder al hetgeen hier sorteert. De partijen zijn ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 28 maart. Blz. 90v

Jan Huveners releveert in de naam van de kerk van Schuelen 3 gulden jaarlijks staand op panden van Frans Schepers onder Schuelen, die aan de kerk zijn gelegateerd door de huisvrouw van Aerdt Lambrechs genaamd Cattlyn Baers. Huveners is in de naam van de kerk voorschreven met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 28 maart. Blz. 90v

Anna, Margriet Claes en Mattees Houwers, Gysbrecht Wyens momber van zijn huisvrouw Anna Houwers voorschreven releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land onder Schuelen gelegen, genaamd 'het Conijnen Velt', grenzend het zusterklooster 1), Jan Corthouts 2), sheeren straet 3); nog een stuk broek 'opt Reuer Brouck', grenzend 'Drossarden Colck' 1), 'het Hasen Stuck' 2), Carel Palmarts 3). Gysbrecht Weyens is voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 28 maart. Blz. 91

Jan Van Dormael releveert het legaat dat hem is gemaakt door het testament van Aerdt Lambrechs: 11 rinsgulden jaarlijks die staan op panden van Mattys Peeters in Schuelen. Jan Van Dormaeel is met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 28 maart. Blz. 91

Jan Van Dormael heeft gereleveerd voor Cornelis, Jan en Mattys Lambrechs en hun consorten het legaat dat hen werd gemaakt door Aerdt Lambrechs, hun broer. Het gaat om 15 rinsgulden jaarlijks op panden van Antonis Lieffsoens. Die panden zijn huis en hof in Rue gelegen. Jan is voor de partijen voorschreven tot de gichte gekomen.

 

1624, 02 mei. Blz. 96v

Adam Coenens, kerkmeester van de kerk van Herck, kwijt de panden van Jan Huveners van de 2 gulden jaarlijks die de kerk erop trok. Dat pand is een stuk broek genaamd 'het Sluysken'. Adam bekent dat hij in de naam van de kerk betaald is van kapitaal en alle intresten. Jan Huveners is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 02 mei. Blz. 96v

Adam Coenens, voor hem en voor zijn medegeringen, releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: 3 gulden 5 stuivers aan Balthis Smeets panden. Adam is voor hem en voor zijn consorten met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 23 mei. Blz. 101

Philips Vander Voort kwijt de panden van Jorden Jordens, namelijk 'den Stap Hoff', van 2 gulden jaarlijks die Philips er als momber van zijn huisvrouw op trok. Philips kreeg de hooftpenninghen en alle verlopen betaald. Philips huisvrouw heeft hiermee ingestemd.

 

1624, 23 mei. Blz. 101v

Mattys Tys releveert na de dood van zijn halfzuster Jenneke Schrix een bloeck van 2 vat zaaiens groot in Coorssel gelegen, waar zijn moeder Adriaen Stoops uitgestorven is. Het grenst O de erfgenamen van Goris Goris, 'die Smeets Hoeven' 2), Coen Vesters 3), de straat 4). Mattys is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 23 mei. Blz. 102

Jan Belmans kwijt de panden van Elisabeth Cox van 8 gulden en 5 stuivers jaarlijks die aan Jan toekomen uit diverse renten die Jan in de naam van zijn huisvrouw trok op huis en hof van Elisabeth gelegen 'opde Plyn' in Schuelen. Jan kreeg zowel het kapitaal als alle verlopen betaald. Elisabeth is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 23 mei. Blz. 102v

Joachim Vos als gemachtigde van zijn halfbroer Jan Meyen, volgens de constitutie hierna, draagt op aan Jan SFroijen huis en hof met twee beemdjes daaraan gelegen in Coorssel, grenzend Henrick Convents O, Peeter Schruers W, Z sheeren straet; nog een stuk land genaamd 'die Nieuwe Hoeff', grenzend Aerdt Gheenen 1) en verder des heeren straet. Verkocht voor 400 gulden die Jan Meyen heeft ontvangen. Jan Sroyen is met recht tot de gichte gekomen. Vermits het erf half Brabants is, is voor pontgelt hier 10 gulden betaald. Omdat de constitutie in het Hoog-Duits is en de secretaris dit niet kan lezen, heeft hij het document hier ingenaaid. Ook ik moet de handdoek in de ring gooien omdat het geschrift niet te ontcijferen is.

P. 103. Wij, Melchior Schrieiiers en Wilhelm Luvints(?) schepenen in de stad B... Opgemaakt in 1623, 24(?) november. Er werden twee zegels op het document aangebracht.

 

1624, 23 mei. Blz. 105

Hier staat de letter A naast.

Scheiding en deling tussen Jan Swinnen man en momber van zijn huisvrouw Lysbeth Lemmens en Jacop Waghemans man en momber van Maria Lemmens. Na de dood van Jan Lemmens alias Vande Voort en Elisabeth Scheers waren er erfgoederen verstorven aan Jan Swinnen man en momber van zijn huisvrouw Elisabeth Lemmens en aan Jacop Wagemans man en momber van Maria Lemmens. Er was reeds een deling geweest van deze goederen door deze partijen waarbij aan Jacop Wagemans als echtgenoot gevallen was huis en hof 'opde Stap' gelegen, grenzend Jorden Jordens 1), sheeren straet 2), 'het Stappen Heyken' 3) en Jan Corthouts 4). Belast met 5 gulden 13 stuivers jaarlijks; nog een stuk broek genaamd 'het Clyn Hasen Stuck' palend de steeg 1), 'den Soeyeters Beempt'' 2), joncker Jan van Gelmen 3) en Maria Gatis 4). Belast met 2 gulden jaarlijks; nog de helft van een stuk land genaamd 'die Hyde', grenzend Jan Corthouts 1), Jan Swinnen 2), Frans Stapparts erfgenamen 3).

Voor Jan Swinnen als momber van zijn huisvrouw is als deel gevallen huis en hof gelegen aan de Voert, grenzend Peeter Stessens, Jan Schabben en sheeren straet. Belast met 36 stuivers jaarlijks; nog een stuk broek genaamd 'het Groot Hasenstuck', grenzend de heer van Elderen, de zusters van Hasselt en de kerk, is belast met 7 gulden jaarlijks; nog een stuk land genaamd 'den Grooten binnen Hock', grenzend Rynder Pauwels 1), Peeter Stessens 2) en Servaes Jaupen erfgenamen 3); nog 'den Clynen Binnen Hoeck', grenzend Servaes Jaupen aan 3 zijden en Peeter Stessens 4); nog een vat zaaiens 'opt Dryers Eynde', grenzend Jan Corthouts aan 2 zijden en sheeren straet; nog de helft van 'de Hey', grenzend Jan Corthouts 1), Jacop Wagemans 2) en Frans Stappars 3). Omdat het laatste deel beter is dan het eerste deel bekent Jan Swinnen q.q. mits deze aan zijn zwager Jacop Wagemans op het huis en hof aan de Voort gelegen 2,5 gulden jaarlijks, die altijd te kwijten zijn met 50 gulden eens, en 50 gulden contant die hij heeft betaald. De partijen doen afstand van hun rechten op elkaars deel van hun deling en ze zullen er niet meer op terugkomen op een boete van 3 roosenobels voor degene die zich daar niet aan houdt en daarvan moet een halve roosenobel gegeven worden aan het St.-Jorisaltaar in Schuelen, een halve aan St.-Anna-altaar binnen Herck en de twee overige voor degene die deze deling wel van waarde houdt. Ze beloven op verlies van al hun goederen dat ze dit zullen onderhouden. Opgemaakt op 7 mei 1624 in presentie van mr. Jan Scherenbarts en Henrick Meynen. Ondertekend Lambertus Vaes, notaris.

 

Hier staat de letter B langs.

Op 23 mei 1624 hebben Jan Swinnen als momber van zijn huisvrouw Lysbeth Lemmens en Jacop Waghemans momber van zijn huisvrouw Maria Lemmens met recht afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling. Ze zijn tevreden met hun deel.

 

1624, 23 mei. Blz. 107

Hiernaast staat de letter C.

Jan Swinnen draagt op aan Jacop Waghemans huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend 'die Voort' 1), Jan Schabben 2) en des heeren straet 3), als pand voor 2,5 gulden jaarlijks met valdag op Sint-Andries. Af te leggen met 50 rinsgulden eens zoals in de tijd van de kwijting gangbaar en gevig zal zijn en met rente volgens tijdsverloop. Jacop Wagemans is met recht tot de gichte gekomen. Jan Swinnen staat garant voor een goede gicht en pand.

 

1624, 25 mei. Blz. 109

Peeter Aerdts den Jonghen, omwille van constitutie die hierna is geregistreerd, releveert in de naam van Peeter de Bruyn cum suis de helft van een stuk broek onder Schuelen gelegen, genaamd 'den Smaut Beempt'. Peeter Aerdts is in de naam van de Bruyn cum suis ter gichte gekomen.

1624, 25 mei. Blz. 109v

Peeter Aerdts q.q. draagt op aan Peeter Menten de helft van de voorschreven 'Smautbeempt' voor 60 rinsgulden eens. Peeter Menten is ter gichte gekomen.

De constitutie.

Jan Swinnen en Lenardt Vandendale, schepenen van de stad Halen, getuigen en doen konde dat voor hen in eigen persoon Cornelis Briers en Peeter de Bruijn de Jonghe als man en momber van Anna Briers verschenen. Peeter beloofde om zijn vrouw in te brengen om in te stemmen en hij handelt tevens als momber van zijn moeder Margriet Van Ham. Ze vaardigen onherroepelijk af en machtigen door deze akte mr. Henrick Alen om in de naam van hen in Lummen of waar nodig gronden en andere erven over te dragen die ze onlangs verkocht hebben en die aan hen waren toegekomen na de dood van Veijffken Van Hamme en om hun kopers daarin te gichten en goeden volgens het recht van de bank. Hij moet alles doen wat ze zelf zouden doen indien ze aanwezig waren, zonder dat ze dat kunnen wederroepen. De schepenen hebben het schepenzegel van de stad Halen op dit document doen drukken op 15 maart 1608. In de marge stond nog dat voor Wijnandts en Alenus Margareta Van Ham ingestemd heeft met deze akte. Ondertekend Alenus op Sint-Gertrudis zelfde jaar. Tevens stond er op 14 april 1608: 'Ita est Wynandts'.

Daaronder stond nog dat op 17 mei 1624 voor de notaris en getuigen Cornelis Briers en Peeter de Bruyn verschenen die vanwege de dood van mr. Henrick Alen, geconstitueerde, nu afvaardigen en machtigen mr. Peeter Aerdts secretaris in Lummen om de voorgaande opdracht te volbrengen. Hetgeen hij doet, zullen ze van waarde houden. Opgemaakt voor Henrick SJonghen en Willem Vleminx, getuigen. Getekend A. Standarts notaris. Onder de voorgaande constitutie gepasseerd op Alen was een groot zegel gedrukt in groene was.

 

1624, 27 juni. Blz. 111v

Geertruyt en Ida Stapparts releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders, namelijk huis en hof genaamd 'het 'Putvelt' aan 't Roeij Heyken' gelegen, grenzend de straat, joncker Jan van Gelmen en Lambrecht Claes; nog een sille op het 'Reuer Brouck' aan de 'Doncken', grenzend 'die Doncken' 1), Jorden Jordens 2) en Willem Smeets; nog een stuk land genaamd 'de Moer', grenzend de steeg, 'den Smoutbeempt'. Jan Gatis is in de naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1624, 27 juni. Blz. 112

Vester Stercken releveert na de dood van zijn ouders - hij is van het 'tweede bedde' - het voorschreven versterf: het voorschreven huis en hof met het voorgenoemde stuk broek. Jan Gatis is in de naam van Vester ter gichte gekomen.

 

1624, 27 juni. Blz. 115v

De borgemeesters van Coorssel, namelijk Jan Van Postel met assistentie van Peeter Lysen, dragen op aan Peeter Vanden Eerdenwech en Mertten Kenens de 7de plaats in 'het Keyffvenne' dat Wouter Beelens gekocht had. Omdat die de koop niet kon voldoen voor 149(?) gulden en 20 stuivers als godspenninck aan de kerk, lycoop naer landtcoope, wordt het volgens alle condities waarop Wouter het kocht nu verkocht aan Peeter Van Eerdenwech en Merten Kenens die met recht ter gichte zijn gekomen.

 

1624, 27 juni. Blz. 116

Steven Lyten kwijt de panden van Peeter Postelmans zoon van Cornelis van de 3,5 rinsgulden jaarlijks zoals Steven op het pand van Peeter trekt. Dat pand is een stuk broek genaamd 'die Cuijlkens'. Steven kreeg zowel het kapitaal als alle renten betaald.

 

1624, 20 juli. Blz. 119

Hierlangs staat eveneens de letter A.

Jan Vanden Hove heeft opgedragen aan mr. Hendrick Swysen een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Kercken Block', grenzend Peeter Vanden Hove die de wederhelft heeft 1), de straat 2); nog een beemd genaamd 'den Achtersten Ruysebeempt' ook in Coorssel gelegen, groot twee dachmael en een half, grenzend Mattees Vanden Eerdenwech 1), dezelfde Jan Vanden Hove 2), tot pand voor 6 rinsgulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen met 100 gulden in stukken van cruysdaelders, zoals die in de tijd van de kwijting zullen gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Mr. Hendrick heeft het pontgelt en de hofrechten betaald, namelijk in het geheel 6 gulden 13 stuivers met het uitkomen. Jan stemt in met een gezegelde brief. Mr. Hendrick Swysen is ter gichte gekomen met recht. Jan stemt ermee in dat de huurders van het broek aan mr. Hendrick jaarlijks uit de huur zullen betalen en het van de huur aan hem aftrekken.

In 1625 op 20 november heeft mr. Hendrick Swysen aan de weduwe van Jan Vanden Hove en haar voorschreven panden van deze 6 gulden jaarlijks gekweten. Mr. Hendrick kreeg zowel het kapitaal als de verlopen betaald in presentie van mr. Willem Neven en P. Aerdts senior.

 

1624, 19 september. Blz. 126

Mattees Opden Eerdenwech, Jacop Joris, Hendrick Vanden Vliet, nu de pastoor van Beverloo en met hem de H. Geestmeesters Lambrecht Moons, Joris Bollekens, Hendrick Luyten erfgenamen, Jan Claes, zijn zwager Berttel Vanden Wyer, Hendrick Valentyns, Vranck Stevens, Mattees Tys erfgenamen, Christiaen Huveners, Mattys Pouwels, Jacop Hermans, Jacop Vanden Briel erfgenamen, de erfgenamen van Adriaen Huveners hebben, na relief, samen en elk apart opgedragen aan Nicolaes Tys en Jan Huveners 2 lapjes broek in Ghestel onder Lummen gelegen. Het ene heet 'den Langhen Beempt' en het ander 'het Blaesterbeempdeken' voor 450 rinsgulden, leycoop naer landtcoop, godspenninck 1 gulden. Jan Huveners is van ‘het Blaesterbeempdeken’ en Nicolaes Tys van 'den Langhen Beempt' met recht tot de gichte gekomen. Omdat de kopers ook een deel hebben in deze goederen, is hun portie geraamd op 25 gulden. Van de gehele koop blijft nog 125 gulden. Pontgelt 6 gulden 5 stuivers.

 

1624, 03 oktober. Blz. 127v

Mattys Peeters draagt op aan Margriet Tessens volgens het voorgaand akkoord huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de straat 1), Geert Cox 2), Hendrick Loichs 3), Carel Hacken erfgenamen 4) en dat als pand voor 6 gulden min 5 stuivers jaarlijks met valdag jaarlijks op Remigii en voor het eerst in 1625. Af te leggen met 94 gulden min 5 stuivers Brabants eens in geld zoals bij de kwijting gangbaar is en met rente volgens verstrijken van de tijd. Margareta Tessens is met recht tot de gichte gekomen. Mattys staat garant voor een goede gicht met al zijn andere Loonse goederen. Margareta betaalde pontgelt en hofrechten.

 

1624, 03 oktober. Blz. 128v

Machiel Coninx draagt op aan Machiel Beckers een stuk land gelegen 'int Stal Block', grenzend dezelfde Machiel 1), Vranck Stevens W, Peeter Wynen Z, voor 140 rinsgulden en 3 cruysdaelders voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper. Betaald. Het goed is belast met 1 halster licht koren aan de Armen van Beringhen en met cijns aan de heer, godspenninck 3 stuivers, leycoop naer landtcoop. Michiel Beckers is ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 17 oktober. Blz. 133

Geert Loichs als man en momber van zijn huisvrouw Elisabeth Wouters en Catharina Wouters releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land genaamd 'het Heulten Cruijs' onder Schuelen gelegen. Geert is voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte gekomen met recht.

 

1624, 21 november. Blz. 135v

Peeter Wagemans met de andere mombers van de kinderen van Peeter Van Meeuwen releveert het versterf dat de kinderen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de straat 1), mr. Jan van Gelmen 2), Melchior van Schoonbeeck 3); nog een stuk broek genaamd 'die Croker Zille' die grenst aan de 'Kriekels Laeck' 1), de andere Laeck 2); nog de halve 'Beullens Bempt' grenzend de erfgenamen van Ambrosius Vander Eycken 1), de Laeck 2) en al hetgeen hier nog sorteert. De mombers zijn in de naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1624, 21 november. Blz. 135v

Scheelen Hof. Dezelfden als hiervoor releveren na de dood van de ouders een stuk erf genaamd 'het Breebrouck' aan 'de Maenen Straet' hovende in 'Schelen Hoff', grenzend mr. Jan Van Gelmen 1) en 2), Godfre Van Blockhem 3), de straat 4). De momber zijn in naam van de kinderen met recht tot de gichte gekomen.

 

1624, 21 november. Blz. 136

Mr. Wouter Taelmans draagt op aan Joannes Christiani 'in rechten vercooper' een stuk land 'opt D'Olinger Velt', grenzend Joannes Christiani voorschreven 1), Jan Lyten 2), de Armen van Berbrouck 3) en Anna Van Herle 4), voor 8 rinsgulden jaarlijks met valdag op St.-Andries die Christiani aan Taelmans moet betalen. Te kwijten in twee keer tegen den penninck 20 (5%). Het goed is los en vrij zonder enige last. Joannes Christiani stelt als onderpand zijn stuk daarnaast gelegen voor het geval dat het hoofdpand in de toekomst onvoldoende wordt bevonden. De partijen kwamen met recht ter gichte: Taelmans in de rente en Christiani in het goed.

 

1624, 21 november. Blz. 136

Akte betreffende de 'Roet Straet' in Schuelen gemaakt in het voordeel van mr. Willem Neven.

Dirick Palmarts en mr. Wouter Taelmans 'suppoisten' van de stad Wuestherck hebben voor de Loonse schepenen verklaard dat ze onlangs met hun consorten aarde hebben gehaald tegen het erf van mr. Willem Neven om daarmee de straat te repareren. Ze hebben dit niet gedaan 'in eenighe preiuditie' van mr. Willem Neven en ze bekennen dat deze straat erf is zover als mr.Willems erf gaat. Ze pretenderen er geen actie op.

 

1624, 05 december. Blz. 141

Joris Joris draagt op aan Sebastiaen Huveners het erf hierna beschreven en volgens de condities daarin. Sebastiaen Huveners is ter gichte gekomen met recht.

Conditie.

18 augustus 1624 voor de secretaris en de getuigen verscheen Joris Joris van Schuelen in het bijzijn van zijn instemmende echtgenote Cattlyn Vander Heerstraeten en hij heeft verklaard dat hij verkocht heeft aan Sebastiaen Huveners een bloeck gelegen omtrent 't'Donderenvelt' onder Schuelen, grenzend Carel Palmarts 1), Vranck Hauben 2), de erfgenamen van Philips Jans 3), joncker Rynder Geloes 4), voor 180 rinsgulden eens. 100 gulden moeten betaald worden op de gicht en de resterende 80 binnen het jaar. De huisvrouw van de verkoper moet voor een kermis een paar zolen krijgen, leycoop naer landtcoop, godspenninck 3 stuivers. Joris en zijn echtgenote staan ervoor garant dat dit goed enkel belast is met grondcijns aan de heer. De verkopers beloven dat ze Sebastiaen hiervan de eerste dag van recht zullen gicht doen. Mocht een van de verkopers sterven voor de gicht gebeurd is, dan zal de verkoop gegicht worden door de langstlevende. Getuigen: Jacop Beckers van Coorssel, Jan Corthouts den Jonghen en Hendrick Convents. Ondertekend door eigen hand van koper en verkopers. Joris bekent dat hij van de koopsom 127 gulden Brabants 4 stuivers eens ontvangen heeft in de volgende stukken: 4 Albertinen, anderhalve dobbelen ducaet, een half spaense pistolet, een half hongers ducaet; nog 3 Albertisen; nog 1 ryder; nog 2 Albertinen; nog 1 luyxen goudgulden, 5 ducatons, 2 patacons; nog in koren gegeven 4 gulden 12 stuivers. Daarna volgen de handtekeningen, eigenhandig geschreven, van Jacop Beckers, Hendrick Convents, Jan Corthouts, de naam van de koper, Sebastiaen Huveners schriptis propria manu, het teken van de verkoper omdat hij niet kan schrijven (kruisje). Testor Peeter Aerdts.

Op 19 november 1626 heeft Carel Palmarts aan Jan Joris zijn uitgegeven geld teruggegeven. Palmarts reserveert de overschot die zou gevonden worden omdat er meer werd gegeven aan Sebastiaen Huveners als de rechtvaardige koop. Na het afstaan van Jan Joris is Carel Palmarts ter gichte gekomen met recht. Hiermee werd hun proces neergelegd. Ieder draagt zijn kosten.

 

1625, 09 januari. Op jaergedinghe ende genachten post Ephiphanie. Blz. 145

Lenardt Vander Eycken kwijt de panden van de weduwe van Huybrecht Wouters in Schuelen van de 6 gulden Brabants jaarlijks zoals hij eraan trok. Dat gaat om een stuk erf genaamd 'die Helle' volgens het register. Lenardt is voldaan zowel van het kapitaal als van alle verlopen. Is in hoede gekeerd.

 

1625, 09 januari. Op jaergedinghe ende genachten post Ephiphanie. Blz. 146

Jacop Schats kwijt de panden van Peeter Stessens van 3 rinsgulden jaarlijks die spruiten uit een grotere rente van 9 gulden jaarlijks die staan op een stuk broek onder Schuelen, genaamd 'die Echel Donck'. De rente blijft dus nog 6 gulden jaarlijks. Van de 3 rinsgulden jaarlijks is alles voldaan.

 

1625, 06 februari. Blz. 158

Willem Cleijs wonend in Seelhem is afgevaardigde van Hendrick Van Nerum, volgens de constitutie die hierna wordt geregistreerd. Hij draagt op aan Martten Keenens van Coorssel een schommeke of heythoeffken genaamd 'den Criekel', gelegen onder Coirsel. Het grenst Jacop Beckers aan 2 zijden, Hendrick Wijnen 3) en des heeren straet 4). Verkocht voor 31 gulden Brabants eens, leycoop naer landtcoop, godspenninck 3 stuivers. Enkel belast met grondcijns. Mertten Kenens is met recht tot de gichte gekomen. Willem heeft het geld in de naam van Hendrick ontvangen.

De constitutie.

Op 5 december 1624 verscheen voor de notaris in eigen persoon Hendrick Van Nerum de Jonghe zoon van Henrick, ongeveer 32 jaar oud. Hij constitueert onwederroepelijk met deze akte Willem Cleys wonend in Selhem om in zijn naam en van zijnentwege voor competente rechters op te dragen en te transporteren een schommeke of heyke gelegen in Coorsel en er de koper in te gichten. Hij moet alles doen wat Hendrick zelf zou doen indien hij aanwezig was. Hendrick verbindt zijn persoon en goederen. Getuigen: Michiel Nijns en Toussain N. knecht van Michiel Nijns. Attestor W. Claes notaris.

 

1625, 06 februari. Blz. 162v

Ambrosius Rynders draagt op aan Margriet Custers een sille broek 'opt Ruer Brouck' gelegen, grenzend Anna Briers 1), Agnees Steenarts 2) en 3), Jan Gatis 4), als borg voor 18 gulden eens die komen van twee jaren verloop van een rente van 9 gulden jaarlijks die Margriet jaarlijks geldt aan Philips Jans. Ambrosius heeft dat ontvangen in naam van Philips. Voor het geval dat Margriet wordt lastiggevallen op het voorschreven goed, kan ze eraan haar verhaal hebben.

 

1625, 29 maart. Blz. 164

Voor schepenen Jan Prels en mr. Hendrick Swysen verscheen Lambrecht Geerts alias Corselis met zijn mombers Hendrick Convents, Jacop Beckers, Jan Corthouts en Jan Convents, die ertoe bedaagd waren en ermee instemmen. Lambrecht draagt op aan Gielis Cornelis de helft van de korenmolen in Coorsel en verder zijn deel van al de Loonse goederen die in Coorssel gelegen zijn als een onderpand voor de rente van 70 gulden Brabants jaarlijks zoals Lambrecht voorschreven op heden aan Gielis Cornelis op zijn Brabantse panden heeft gehypothekeerd. Mocht het hoofdpand niet sterk genoeg zijn, dan kan Gielis Cornelis hieraan zijn geld halen. Gielis Cornelis is ter gichte gekomen 'onbelet eens yders heers goet recht'.

 

1625, 03 april Extraordinaris. Blz. 164v

Voor schepenen Prels en Swysen verschenen Servaes Vaes en Librecht Jacops als mombers van hun huisvrouwen Anna en Maria Tielens. Ze releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van de ouders van hun vrouw: een stuk land onder Coorssel, grenzend Peeter Gielis 1), Jan Schepers 2), met nog een stuk broek onder Coorssel, grenzend 'S'Hooveren Bosch' 1); 'Pastoors Beempt' 2) en des heeren straet 3); al wat hier nog sorteert. De partijen zijn ter gichte gekomen 'jure cuiuslibet salvo'.

 

1625, 10 april. Blz. 165v

Johan Taelmans releveert in de naam van de abdis van het convent van Oplinter 4 gulden jaarlijks zoals de abdis of het convent van Oplinder trekt onder Schuelen op panden van Mattees Stapparts. Joachim Taelmans is ter gichte gekomen en is sterfelijke gichtdrager geworden voor het voorschreven convent.

 

1625, 10 april. Blz. 165v

Jan Taelmans releveert in naam van de kinderen van joncker Francois Sneijers een stuk beemd genaamd 'den Marcelis Beempt', grenzend 'die Seelbeempden' en 'den lydtgracht'. Taelmans is voor de voorschreven kinderen ter gichte gekomen met recht.

 

1625, 10 april. Blz. 166

Jan Coppens releveert na de dood van zijn ouders een beemdje onder Coorssel tussen zijn regenoten gelegen. Vanden Berghe is in de naam van Jan ter gichte gekomen.

 

1625, 10 april. Blz. 166

Dirick Bastens momber van zijn huisvrouw releveert na de dood van Joris Beerten, de vader van zijn huisvrouw, twee beemden in Oversel gelegen. De ene grenst Peeter Beckers van Beverloo O, Jan Wellens W, de beek N. De tweede grenst des heeren beeck aan 2 zijden, Jan Wellens W, Lambrecht Witters O. Dirick is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen met recht.

 

1625, 15 april. Extraordinaris. Blz. 167v

Wouter Tulleners, in aanwezigheid en met instemming van zijn huisvrouw Neeske Tittelmans en ook haar broer Hendrick Tittelmans die aanwezig is en instemt, draagt op de 6 vaten rogge Diester maat zoals hij trekt op een erf of erven gelegen onder Schuelen, toebehorend aan het zusterklooster van Sinte Catharijnen dael binnen Hasselt. Hij kwijt deze last aan pand en klooster. Wouter heeft ervoor 135 gulden Brabants eens ontvangen en is ermee tevreden. Aerdt Van Elsrack is in de naam van het voorschreven convent in de 6 vaten rogge gegicht met ban en vrede. Indien deze pacht binnen het jaar wordt 'beschudt' of 'vernaedert', belooft Wouter aan het convent een jaarrente tegen den penninck zestien voor het uitgeven van hun geld. Wouter staat garant voor een goede gicht. Deze gicht is aangebracht door mr. Willem Neven meier en schepen en door Jan Prels ook schepen.

 

1625, 24 april. Blz. 168

Peeter Jans en Peeter Schepers releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Elisabeth Brugmans, 'tochtersse' die vroeger getrouwd was met Aerdt Houtmans: een stuk broek genaamd 'den Hummeler', gelegen in 'den Punters Hoeck'. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1625, 24 april. Blz. 168v

Anna Moons, geassisteerd door haar met recht verleende momber Hendrick Kenens, draagt op aan Jan Robyns die getrouwd is met haar wettige dochter Cattlijn Ceuppens haar tocht van een huisje en een vat land daaraan gelegen onder Coorssele. Het grenst des heeren straet 1), Servaes Sauwen 2), Joris Schepers 3); nog haar tocht van een stuk land genaamd 'den Heirgracht', grenzend Peeter Smeets 1), Corst Valentyns 2), Peeter Oriaens 3), Lambrecht Ruytens 4). Jan is in de naam van zijn huisvrouw tot tocht en erfdom gekomen.

Nu tocht en erfdom samen zijn, draagt Jan Robyns met instemming van zijn aanwezige huisvrouw de voorschreven erven op aan Frans Gevers, man en momber van zijn huisvrouw Cattlyn Smeets, in pure aalmoes. Voorwaarde is dat hiermee zullen dood zijn de 100 daelders die aan de huisvrouw van Frans voorgenoemd, die natuurlijk is, op dit bloeck genaamd 'den Heirgracht' waren gemaakt door Anna Moons, de moeder van Frans' huisvrouw. Mochten de huisvrouw van Frans en haar kinderen sterven, dan is conditie dat deze goederen en ook het huisje voorschreven weer zullen terugkeren naar Jan Robyns als momber van zijn huisvrouw voorgenoemd. Indien Jan geen kinderen met zijn huisvrouw verwekt of achter laat, dan zullen de goederen vervallen op de naaste erfgenamen van zijn huisvrouw. Frans is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen met recht. Hiervan is geen pontgelt betaald omdat het een legaat is.

Frans Gevers heeft Anna Moons weer in haar tocht gesteld.

 

1625, 24 april. Blz. 170v

Librecht en Anna Stapparts releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun grootmoeder Anna Mijnen: het vierdedeel van een stuk broek in Schuelen genaamd 'het Sluysken'. Lenardt Van Swarttenbrouck is in de naam van de kinderen met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 24 april. Blz. 170v

Jan Hermans als man en momber van zijn huisvrouw Elisabeth Stapparts releveert na de dood van de moeder van zijn huisvrouw het vierdedeel van een stuk broek in Schuelen gelegen, genaamd 'het Sluysken'. Jan Hermans is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 15 mei. Blz. 172

Hendrick Swynen als man en momber van zijn huisvrouw Geertruijt Stapparts - die hij belooft hier te brengen om te lauderen - draagt op aan Jan Luijten huis en hof aan 'de Reuer Heyde' onder Schuelen gelegen, grenzend Lambrecht Claesens 1), Jan van Gelmen 2), Jan Christiaens 3) en 'die Reuer Hyde' 4), als pand voor 3 gulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen met 50 gulden Brabants eens in geld zoals in de tijd van de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens het verloop van de tijd. godspenninck 1 stuiver, lycoop 1 gulden. Jan Luyten is met recht tot de gichte gekomen. Jan heeft pontgelt en hofrechten betaald.

 

1625, 15 mei. Blz. 172v

Christiaen Claes als man en momber van zijn huisvrouw Anna Tielens releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van haar grootvader Bertholomees Tielens: een stuk broek in Coorssel genaamd ,'den Nieuwen Beempt'; nog een stuk broek genaamd 'den Coelhase'; nog een stuk broek genaamd 'die Butsarden' met verder al hetgeen hier sorteert. Christiaen Claes is in de naam van zijn huisvrouw ter gichte gekomen met recht.

 

1625, 15 mei. Blz. 174

Jan, Willem, Elisabeth en Geertruijt Calen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: de helft van een beemd op de Herck gelegen, waarvan de andere helft toekomt aan mr. Willem Neven; al hetgeen dat hier nog sorteert. Jan Calen is voor hem en voor zijn metgeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 26 juni. Blz. 181v

Ruth, Jacop en Peeter Wellens en Mees Coppens man en momber van zijn huisvrouw Steijn Wellens hebben opgedragen in 1594 op 26 januari al hun kindsgedeelte waar ook gelegen voor de schepenen van Exel en volgens de conditie hierna geregistreerd. Er zijn percelen bij die onder Coorssel gelegen zijn en hier sorteren: 1,5 dachmael broek ongeveer naast elkaar gelegen. Het ene stuk grenst Jan Ermen 1), de erfgenamen van Jan Huybens 2), Hans Tielens of Jan Boelardts 3); nog een eussel in Oversel gelegen, grenzend des heeren straet 1), Jan Cormpvoets 2). Omdat alles samen in een koop is verkocht en gegicht, is hetgeen hier sorteert geraamd, boven het vijfde deel dat aan de koper daarin toebehoort, op 350 gulden. De koper verzoekt om hier erin gegicht te worden. De koper Jan Wellens werd in de goederen gegicht met recht. Hij heeft alle kosten en hofrechten betaald.

De opdracht voor de schepenen van Exel tussen Ruth Wellens, Jacop Wellens, Peeter Wellens, Mees Ceuppens als momber en wettige man van Steyn Ceuppens en hun broer Jan Wellens.

Op 26 januari 1594 hebben de broers Ruth, Jacop en Peeter Wellens en Mees Coppens wettige man van Steyn Wellens overgegicht en gegoed aan hun broer Jan Wellens hun kindsgedeelten waar ook gelegen. Ieder krijgt er 225 gulden Brabants voor, dus samen 900 gulden. Hiervan moet aan Meeuwis Coppens 125 gulden Brabants betaald worden voor Pasen eerstkomend en de rest op de dag van verjaren van deze gichte. Voor zijn broers gicht Jan Wellens elk van hen 7 gulden 3 stuivers jaarlijks op zijn goederen onder de bank van Exel gelegen. Met Gods hulp hoopt hij elk van deze renten te kunnen afleggen met 125 gulden Brabants geld zoals dan hier en in het land van Loon zal gangbaar zijn. De overige 100 gulden Brabants van elk van zijn broers belooft hij te betalen op de dag van verjaren of om ze op rente te zetten op zijn panden. De verkopers beloven dat ze het hem niet zullen 'beschudden' (vernaderen), 'noch hun beystaen niet nemen en sullen'. Jan is van het kindsgedeelte ter gichte gekomen. Ruth, Peeter en Jacop zijn van hun renten ter gichte gekomen volgens het recht van de bank. De huisvrouw van Meeuwis moet voor een kermis 9 gulden hebben.

Op 7 maart 1594 heeft Steyn Wellens deze gichte gelaudeerd voor schepenen Jan Didden en Jan Huybens van Exel. Deze koop was ondertekend door Rutgerus Vaes secretaris.

 

1625, 26 juni. Blz. 183

Mr. Gielis Beerten, Peeter Vanden Hout en Jan Mentens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun nicht Elisabeth Vanden Hout: 'den Eschelen Bossch' met nog een eeuwit gelegen voor 'den Hooghen Bossche' met verder hetgeen hier sorteert. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 10 juli. Blz. 187

Jan Stevens draagt op aan Peeter Witters een stuk land in Stalle onder Coorssel gelegen, grenzend Cattlijn Wouters 1), de straat 2) en Peeter voorschreven 3). Verkocht voor 150 gulden boven de lasten en aan de huisvrouw van de verkoper 1 cruysdaelder voor een kermis, godspenninck 3 stuivers. Peeter Witters is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 21 juli. Blz. 187v

Voor schepenen Lambrecht Neven en Swysen verscheen Geertruyt Kelberchs weduwe van Godfroy van Blockhem en ze heeft opgedragen aan haar zoon Godfroy van Blockhem haar tocht van een stuk land van omtrent 2 dachmaelen groot in Schuelen gelegen. Het grenst 'den Erpels Hoff' O, 'die Voert' en de straat W en Z en 't Eyens Brouck' N. Hij mag het gebruiken als zijn eigen erf. Godfroy is tot tocht en erfdom gekomen.

Dadelijk daarna, nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Godfroy het voorschreven land opgedragen aan Willem Bollen als pand en bijpand van 6 gulden jaarlijks waarvan de eerste valdag op St.-Jan Baptist 1626 zal zijn. Af te leggen met 100 gulden eens gevalueerd Luiks geld en met rente volgens verloop van de tijd. Godspenninck 0,5 stuiver eens. Mr. Pauwels Opt Straet is uit kracht van een procuratie gepasseerd voor mr. Lambrecht Vaes, notaris, op 26 juni 1625 en ter presentie van getuigen Jan Corthouts en Aerdt Hermans met recht tot de gichte gekomen. Van Blockhem ontving het geld en Willem heeft het pontgelt en de hofrechten betaald, namelijk 3 gulden 2 stuivers voor rechten en 5 gulden pontgelt.

De procuratie volgt erna. Willem Bollen vaardigt dus mr. Pauwels Opt Straet af.

 

1625, 23 augustus. Blz. 188v

In Beringen voor Swysen en Kenens, Loonse schepenen hier, verscheen Jacop Van Vlasmael inwoner van Loemel en hij heeft opgedragen aan Bernardt Seysens een stuk broek in Overslach onder Coorssel gelegen, genaamd 'den Pels Beempt', grenzend Pouwels Tielens erfgenamen O, Goris Meynen Z, Jan Crompens W en de beek N. Verkocht voor 675 rinsgulden Luikse munten en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 1 dobbele ducaet, godspenninck aan de kerk van Coirssel 14,5 stuivers, lijcoop 12 gulden. Het stuk broek is enkel belast met grondcijns aan de heer. Voorwaarde is dat Bernardt aan Jan Crompens alleen door het opgedragen broek zijn uit- en invaart zal laten gebruiken zoals Jan woorschreven tot nu toe heeft gedaan. Bernardt Seysens is met recht tot de gichte gekomen. Jacop bekent op afkorting van de koopsom 425 gulden in stukken van cruijsdaelders met de kermis van zijn huisvrouw ontvangen te hebben. De resterende 250 gulden heeft Jacop aan zijn koper beloofd te borgen tot de dag van verjaren.

Op 25 juni 1627 bekent Bernardt Seysens de naderschap aan Henrick Boelardts. Hij kreeg zijn uitgegeven geld terug. Henrick is ter gichte gekomen.

Op 25 september 1626 heeft Jacop Van Vlaesmaer bekend dat hij de rest van de koopsom heeft ontvangen van Henrick Boelarts.

 

1625, 11 september. Blz. 191

Nicolaes Siegers, Job de Grecia en Franco Corselius hebben verzocht te releveren een stuk erf onder Coorssel gelegen, genaamd 'Swevers Driesch', grenzend sheeren straet 1); Peeter Smeets 2), Matteys Huetsmans 3) en Mattees Hueveners 4), na de dood van de weduwe van Sebastiaen de Gretia. Het is de partijen verleend met recht.

 

1625, 18 september. Blz. 191

Jan Lenardts alias Robyns als momber van zijn huisvrouw Catharina Coppens releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Anna Moons, de moeder van zijn huisvrouw: een beemd in Oversel gelegen, genaamd 'den Boven Beempt', grenzend Bernardt Seysens 1), des heeren aerdt Z, de beek N; nog een stuk erf genaamd 'den Hoogen Bosch', grenzend 'die Geerts Vennen' O, W Jan Van Seurloock, 'die Bossch Eyck' 3). Jan is in de naam van zijn huisvrouw met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 18 september. Blz. 191v

Frans Gevers releveert als momber van zijn huisvrouw Cattleyn Smeets het versterf dat haar is aangekomen na de dood van haar moeder Anna Moons: een huisje met een heuffken in Coorssel gelegen, grenzend Joris Schepers 1), des heeren straet aan 2 zijden en Servaes Sauwen 4); nog een stuk land genaamd 'den heyrgracht', grenzend Cattleyn Kenens aan 2 zijden, Peeter Smeets of Oriaens 3) en Jaspar Smeets 4). Dit erf is aan zijn huisvrouw gemaakt door Anna Moons in haar testament. Frans Gevers is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 23 september. Blz. 200

Borgtocht van Laurijs Boijen tot behoef van het gerecht van Beringhen.

Extract uit het schepenregister van de stad Beringhen ten Loons recht.

In 1625 op 12 juli hebben Hendrick Carels en Laureys Boyen gerechtelijk de borgtocht vernieuwd die ze op de 7de van deze maand tot behoef van de officieren en de schepenen voorschreven hebben gesteld voor de E.H. Officiael van Luyck om het gerecht (indien er enige zwarigheid zou komen betreffende de levering van possessie van de goederen die vroeger van Symon Witters waren) daaraan hun verhaal te hebben. Ze verbinden er hun Loonse goederen voor waar die ook mogen gelegen zijn. Ze bekennen hiervan aan alle heren hun recht en gerechtigheid. Ze vaardigen tevens af mr. Peeter Aerdts junior secretaris in Lummen om op alle plaatsen en tijden deze borg te vernieuwen volgens recht. Was ondertekend Hendrick Coeghen, secretaris. Hier staat als datum 21.07.1625.

In 1625 op 2 oktober heeft mr. Peeter Aerdts uit kracht van de voorschreven procuratie opgedragen al de Loonse goederen van Laureys Boyen die hier ressorteren als borg voor de schepenen van Beringhen om hun kosteloos en schadeloos te stellen.

Nota: deze borgtocht is ook geregistreerd voor de schepenen van Meldert.

 

1625, 16 oktober. Blz. 201

Peeter Obbers draagt op aan Bertholomees Meybos de 3 delen van een hof in Stalle onder Coorssel gelegen, grenzend des heeren aert aan 2 zijden, Jan Pauwels 3), de straat 4), voor 56 gulden 5 stuivers Brabants eens. Te betalen binnen het jaar. Betaalt hij niet tijdig, dan moet hij jaarlijks 5% intrest betalen en die kan op de grond gehaald worden. Bertholomees is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 16 oktober. Blz. 202

Hendrick Loichs van Schuelen draagt op aan Jacop Schats huis en hof in Schuelen gelegen 'inden Waelpot', grenzend Jan Schabben 1), Mattys Peeters 2), Jan Poelmans 3) en de straat 4), voor de 19 gulden jaarlijks zoals Schats voorschreven daarop trekt en 8 stuivers 8 meyten aan de anniversariėn in Herck. Verkocht zoals Hendrick het voorschreven erf voor de voorschreven lasten van Schats voorschreven heeft voordien in erfkoop genomen gehad.

 

1625, 16 oktober. Blz. 203v

Maria Rynders, weduwe van Peeter Vanden Hove, geassisteerd door haar zwager Jan Vanden Hoven en met haar broer Vincent Rynders die beiden gezworen mombers zijn van de minderjarige kinderen van Maria en Peeter voorschreven, draagt op aan Mattys Vanden Hove (volgens het testament gemaakt in het voordeel van Maria en haar kinderen door haar man Peeter Vanden Hove zaliger en dat geapprobeerd werd voor de Brabantse bank op 2 oktober) de helft van een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Kercken Block'. Dit grenst Jan Vanden Hove W, de straat N, zoals het door Peeter tijdens zijn leven is verkocht geweest aan Mattys voorschreven voor 300 gulden Brabants eens boven de uitgaande lasten. Ze wensen dat de koop zal blijven berusten in de hand van de heer totdat de koper de koop zal voldaan gebben.

Op 18 februari 1627, nadat de mombers het raadzamer vonden om dit goed te behouden in de plaats van het te verkopen, zijn de kinderen van deze verkoop ontslagen. Omdat de verkoop niet doorging, is er geen pontgelt betaald.

 

1625, 16 oktober. Blz. 204

Jan Vanden Hove draagt op aan de kinderen van Jan Convents een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Bommersland', grenzend de straat 1), Peeter Wynen 2), als pand voor 11 gulden Brabants jaarlijks met valdag op Sinte Maria Magdalenadag. Af te leggen met 225 gulden Brabants eens. De kinderen zijn ter gichte gekomen met recht. Jan Vanden Hove heeft pontgelt en hofrechten betaald.

 

1625, 06 november. Blz. 205v

Reynder Pauwels draagt op aan Nicolaes Meynen die getrouwd is met Margriet Pauwels, de dochter van Reynder voorschreven, zijn tocht van de 6 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks zoals hij jaarlijks trekt op panden van de erfgenamen van Peeter Van Meeuwen in Meldelaer. Nicolaes Meynen is met recht tot de gichte gekomen.

1625, 06 november. Blz. 205v

Niclaes Meynen heeft opgedragen aan Peeter Aerdts de voorschreven 6 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks voor 110 gulden Brabants eens. Herman Roelandts ontving dit geld in de naam van Nicolaes in volle betaling van een nieuw huis dat Herman voor Niclaes getimmerd heeft van zijn eigen hout op de schans van Schuelen. Niclaes verklaart dat hij in alles voldaan is en hij kwijt Herman ervan. Tevens kwijt Herman Niclaes van de betaling van het voorschreven huis. Peeter Aerdts is met recht tot de gichte gekomen. Peeter zal het verloop van dit jaar krijgen.

 

1625, 06 november. Blz. 206

Willem Driesens man en momber releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van Anna Heultermans, de moeder van zijn huisvrouw: een stuk land aan 'den Valentyn' onder Coorssel gelegen. Het grenst des heeren straet aan 2 zijden, de erfgenamen van Frans Convents 3) en Valentyn Claes 4). En verder al hetgeen dat hier nog sorteert. Willem is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 06 november. Blz. 207

Reynder Teulleners, door Jan Vanden Laer omwille van een procuratie door Teulleners aan Vanden Laer gegeven en hierna geregistreerd, kwijt de panden van Jan Vanden Nuffele onder Schuelen gelegen van 30 stuivers Brabants jaarlijks zoals Teulleners daaraan trok. Vanden laer ontving in naam van Teulleners zowel het kapitaal als alle verlopen van de rente.

De constitutie.

Op 4 november 1625 vaardigde Reinhardt Tollens af om in zijn naam de panden te kwijten van Jan Vanden Nuffel onder Schuelen gelegen, genaamd 'den Sint Jorissen Hoff', grenzend de straat, 'het Bruyninx Velt', Jan Alenus, van 30 stuivers jaarlijks zoals hij op die panden trok. Hij vaardigde Jan Vanden Laer en Pauwels Nacx ervoor af, samen of apart. Reynhard bekende dat hij zijn kapitale som met alle verlopen renten tot vandaag heeft ontvangen. Reynhardt ondertekende dit met zijn eigen hand: Tis alsoo Reyner Teulleners.

 

1625, 06 november. Blz. 208v

Jan Vanden Laer draagt op, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door jouffr. Johanna Smeyers met instemming van haar man Jan Emmens en joufr. Catharina Smeyers met instemming van haar man mr. Georgius Goosens licentiaat in de rechten, aan Jan Van Weddinghen een stuk broek genaamd 'den Marcelis Beempt oft Squaden Beempt' zoals die in zijn grachten is gelegen. Hij grenst 'den Leytgracht' 1), 'die Zeelbeempden' 2), voor 300 gulden Brabantse munten en 10 gulden lijcoop. Jan Van Weddinghen is met recht tot de gichte gekomen.

De procuratie.

Op 17 oktober 1625 verschenen bij notaris Willem de Borchgrave joufr. Johanna Smijers in het bijzijn en met uitdrukkelijke instemming van haar man en momber Jan Emmens, joufr. Catharina Smeyers in het bijzijn van en met instemming van haar man heer en meester Jooris Goosens licentiaat in de rechten. Ze vaardigen af en machtigen mits deze akte Jan Vanden Laer, Jan Lenardts en Jan Molenbroux samen of apart om alles te doen alsof de voorgaanden aanwezig waren en om in hun naam te verschijnen voor hof en heer waar dat hoort en om daar aan Pauwels Narcx op te dragen en afstand te doen van een beemd van omtrent 2 bunders groot gelegen omtrent de parochie van Berbrouck tussen de twee Hercken. Hij grenst de H. Geest van Berbrouck en van Steyvort, zoals ze die hebben verkocht en verkopen mits deze akte voor 1300 rinsgulden Brabants en Brabantse evaluatie boven 50 rinsgulden leycoope en alle andere onkosten.

Aan Jan Van Weddingen moeten zij opdragen een beemd geheten 'den Marcelis Beempt oft Brouck', ongeveer 5 sillen groot, gelegen in 'de Zeelbeempden', grenzend 'die Leytgracht', zoals die aan hem verkocht is voor 300 rinsgulden in munten als hiervoor boven 10 rinsgulden lijcoop.

Het eerste goed is leengoed en onbelast van renten, met uitzondering van taksen die erop gesteld worden. De tweede beemd is belast met 3 vierendeel 'mauten' en met 3 vierendeel 'rocx'. Opgemaakt binnen de stad Thienen in presentie van getuigen Jeronimus de Borchgrave en Goert Daelmans.

 

1625, 20 november. Blz. 210

Jacop Beerten releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een stuk land van 4 vat zaaiens groot in Stal onder Coorssel, grenzend Hendrick Kenens O, Gielis Seyssens erfgenamen N, Jan Claes Z, de straat W; nog een stuk broek in Castel gelegen, grenzend Peeter Pinxten O, Bernardt Seijsens Z; al hetgeen hier nog sorteert. Jacop Beerten is ter gichte gekomen.

 

1625, 20 november. Blz. 210v

Peeter Lysen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Nicolaes Morren als man en momber van zijn huisvrouw Crynken Boonarts, volgens de procuratiie hierna geregistreerd, draagt op aan Jacop Beckers zoon van Jan een hof gelegen in Haexelaer onder Coorssel, grenzend sheeren straet aan 2 zijden, Mattys Bleux 3) en Lambrecht Sweerts 4). Daarbij nog 2 beemden gelegen in 'den Langheneycken', grenzend Jannes Beckers 1), Henrick Weynen 2), Jan Weynen 3), Paulus Pauls 4); nog een half silleke broek gelegen 'int Gesuer', grenzend Peeter Wynen 1), Jannes Beckers 2), Maria Srijcken 3) en de beek 4), voor 1100 gulden en 14 cruysdaelders in specie als 'spelgelt', leyffcoop 14 gulden, godspenninck 7 stuivers 1 ort. In deze koop is een Brabants goed inbegrepen, namelijk het huis met de schuur. Het Brabants goed is geraamd op 350 gulden, dus pontgelt hier 39 gulden 11 stuivers. Nicolaes staat ervoor garant dat deze erven enkel belast zijn met 50 gulden eens of 2,5 gulden jaarlijks aan het convent van Everbode, aan de pastorij van Hamme (Ham) 30 stuivers jaarlijks, in Hasselt 4,5 gulden jaarlijks. Jacop Beckers grootvader van Jacop zoon van Jan voorgenoemd is met recht tot de gichte gekomen.

De procuratie.

Op 18 november 1625 verschenen bij de notaris Nicolaes Morren als man en momber van Christina Boonardts, aanwezig, die onherroepelijk constitueren met deze akte en machtig maken Peeter Leysen meier van de E.H. prelaet van Everbode onder Coorssel om in hun naam voor meiers en schepenen van het land van Lummen, zowel in het Brabants als in het Loons recht, in hun naam op te dragen, te gichten en hun te onterven van huis en hof met de weiwas die hen toebehoren. Hij moet ze opdragen aan Jacop Beckers zoon van Jan en alles doen wat ze zelf zouden doen indien ze aanwezig waren. Alles wat hij in hun naam doet, zullen ze van waarde houden. Opgemaakt in presentie van Aerdt Vanden Berghe en Mertten Vanden Eynde als getuigen. Was ondertekend met eigen hand door Georgius Fredrici notaris.

 

1625, 20 november. Blz. 212

Heer Jan Vandereycken pastoor van Kermpt heeft uit kracht van procuratie aan hem gegeven door zijn broer Lenardt Vander Eycken, hierna geregistreerd, opgedragen aan Willem Bollen een rente van 3 rinsgulden jaarlijks die staat op panden van Joris Sweijns: huis en hof onder Schuelen gelegen. Hij bekent daarvoor ontvangen te hebben 50 rinsgulden, godspenninck 5 stuivers, leycoop 36 stuivers. Willem Bollen is met recht tot de gichte gekomen.

De procuratie.

Op 5 november 1625 verscheen Lenardt Vander Eycken van Schuelen bij de notaris. Hij heeft afgevaardigd en machtig gemaakt mits deze akte de E.H. Joannes Vander Eycken pastoor in Kermpt, die accepteert, om in zijn naam voor het gerecht van Lummen ten Loons recht op te dragen 4 gulden jaarlijks die staan aan panden van Hendrick Vander Eycken. Dat gaat om huis en hof van omtrent 4 vat zaaiens groot gelegen onder Schuelen, grenzend Aerdt Hermans 1), Reynder Stapparts 2), sheeren straet 3); nog 3 gulden jaarlijks staande op panden van de weduwe van Joris Swyns ook onder Schuelen gelegen en het betreft ook huis en hof. Heer Joannes moet van de twee renten gicht en opdracht door aan Willem Bollen zoon van Peeter, borger in Hasselt. Hij moet alles doen alsof Lenardt zelf zou aanwezig zijn. Al wat gedaan wordt, daarvoor staat Lenardt in met zijn persoon en goederen. Lenardt ontving het geld van de twee renten voorschreven uit handen van de koper. Opgemaakt in het huis van de notaris binnen Hasselt in 'de Cappelle Straet' gelegen in presentie van Ghysbrecht Wouters en Maria Matteys als getuigen. Ondertekend door Ardt Van Elsrack Corneliszoon, notaris.

 

1625, 18 december. Blz. 220

Govarts Loots draagt op aan Lambrecht Willems een rente van 5 halster koren jaarlijks zoals hij die trekt op panden van Jan Wagemans alias Merckdens, namelijk op een block genaamd 'die Stap', zoals hij die met gichte heeft verkregen van Hendrick Rymen alias Schuppen in de naam van zijn huisvrouw. Verkocht voor 90 rinsgulden Brabants eens en 1 cruysdaelder voor de huisvrouw van Robeert Van Elsrack voor een kermis, lycoop 2 gulden, godspenninck 3 stuivers. Lambrecht Willems is met recht tot de gichte gekomen.

 

1625, 18 december. Blz. 221

Vincent en Maria Wouters releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen aan 'den Plyn' gelegen, grenzend Frans Stapparts 1), joncker Jan van Gelmen 2), sheeren straet aan de andere zijden; nog een stuk erf genaamd 'die Helle'; nog een block genaamd 'die Roomsche Heyde'; nog de helft van 'den Capuynen Block' aan 'de Tweebuecken'. Vincent is voor hem en voor zijn zuster met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 08 januari. Blz. 221

Peeter Cox alias Moris kwijt de panden van Henrick Kenens van de 25 stuivers jaarlijks, dat is de helft van 2 gulden 10 stuivers jaarlijks. Peeter trekt die 25 stuivers jaarlijks op panden van Henrick voorschreven. Dat betreft een stuk weide genaamd 'het Eeuwsel' in Stal onder Castel in Coorssel gelegen. Peeter ontving zowel het kapitaal als de verlopen. Henrick Kenens is met recht tot de gichte gekomen.

Op 5 februari 1626 heeft Jan Bosmans zich sterk gemaakt voor zijn metgeringen en hij kwijt de panden van Henrick Kenens van de resterende 25 stuivers jaarlijks. Jan is zowel van het kapitaal als van de verlopen voldaan.

 

1626, 08 januari. Blz. 221v

Geert Bolgry releveert in de naam van het zustersklooster van Hasselt huis en hof met al de 'aengaende' goederen gelegen in Schuelen, na de dood van hun gichtdrager Mertten Bolgry. Geert Bolgry is in hun naam ter gichte gekomen en hij werd de sterfelijke gichtdrager van de voorschreven goederen.

 

1626, 22 januari. Blz. 222v

Scheiding en deling tussen de kinderen van Vincent Pondtmans, namelijk Vincent, Peeter, Jan en Maria Pondtmans.

Aan Jan viel in deze deling 'die huisinghe' onder Schuelen gelegen op de Stap, genaamd 'den Deurmael' met nog 4 vat land ongeveer in de hof daaraan gelegen aan de zijde van Herck. Dit deel is belast met 17 rinsgulden jaarlijks. Het land grenst Jan Iven van Spalbeeck, des heeren straet en Peeter Pondtmans.

Aan Vincent is in kaveling gevallen 4 vat land ongeveer naast het voorschreven deel, belast met 3 gulden jaarlijks aan Jan Weddingen.

Voor Peeter is gevallen 4 vat land ongeveer naast het voorgaande deel gelegen, belast met 35 stuivers jaarlijks.

Aan Maria kwam 4 vat land naast het voorgaande deel gelegen, belast met 2 gulden jaarlijks. Het grenst Govarts Velt 1), Aerdt Gielis kinderen 2), des heeren straet 3).

Indien er nog meer lasten zouden gevonden worden dan hiervoor vermeld, beloven ze die mekaar te helpen dragen en ze zullen ook alle processen die erover zouden kunnen komen gelijk verdedigen. Daarvoor verbindt ieder zijn portie. Jan Corthouts als momber van Vincent en Lodoweyck Stapparts als momber van Maria en Loich Stapparts den Jongen als momber van Peeter voorschreven en Jan Pontmans voor hemzelf, staan hun rechten af op elkaars deel van hun deling met recht.

 

1626, 19 februari. Blz. 227v

Peeter Jans draagt op aan Henrick Wellens een perceel broek 'int Koey Eeuwit' in Coorssel gelegen, grenzend Jan Gabriels 1), de gemeynte van Coorssel 2), 'die Maelbeeck' 3), Jesper Smeets 4), voor 217 gulden 8 stuivers, godspenninck 1 stuiver, lycoop 20 stuivers. Hiervan bekent Peeter 100 gulden ontvangen te hebben en de resterende 100 gulden moet Henrick betalen 14 dagen voor Baemisse eerstkomend. Henrick is met recht tot de gichte gekomen. Peeter staat garant voor een goede gicht.

 

1626, 05 maart. Blz. 232

Scheiding en deling tussen de achtergelaten kinderen van Philips Stapparts en Maria Gathis zaliger, namelijk Geertreuyt en Ida Stapparts en tevens het kind geheten Silvester van Silvester Stercken, de tweede man van Maria voorschreven, die vermomberd is met Jan Stercken en Frans Vanden Bochss ooms van het kind. Ida voorschreven is vermomberd met haar oom Jan Gathis en Geertruyt is in huwelijk met Henrick Sweyns der Jonghen.

Aan Hendrick Sweyns is door kavelen gevallen het huis en de hof bij de 'Roeyer Heyde', grenzend de straat 1), joncker Jan van Gelmen 2), Jan Christiaens 3), Lambrecht Claes 4). Belast met 7 gulden boven de grondcijns. Nog een stlle 'opt Reuer Brouck' bij 'die Doncken' gelegen. Belast met 10 stuivers aan de kerk van Schuelen.

Voor de tweede kavel is gevallen aan het onmondig kind Silvester een stuk land in Berbrouck gelegen 'opden voetwech', grenzend Jan Swinnen 1), Peeter Jans erfgenamen aan 3 zijden; nog een half boender broek 'int Fracen Brouck'.

Voor de derde kavel viel aan Ida Stapparts een stuk land genaamd 'den Meyer' achter de kerk van Schuelen gelegen, grenzend 'die Meyer Steghe' 1) (Miersteeg), mr. Wouter Taelmans 2), de erfgenamen van mr. Jan Neven 3), Quinten Huveners 4). Belast met 1,5 vat koren aan de H. Geest van Herck; nog 14 stuivers aan de H. Geest van Lummen.

Ze hebben samen nog beslist dat Geertruyt en Ida voorschreven zullen hebben voor de 16 gulden die hen gelegateerd zijn door Maria Cox, volgens het testament goedgekeurd op 5 maart 1615 ten Loons recht in Lummen, een beemdje op de Laeck gelegen, grenzend de zusters van Hasselt 1), Jan van Gelmen 2), Jacop Wagemans 3).

Nog is voorwaarde dat indien Jan Gatis zal sterven dan zullen de drie partijen van het land in Berbrouck samen het relief betalen en is leengoed voor 1 keer maar meer niet. Wie faalt in dit betalen, zal door de erfman mogen gehaald worden op hun gedeelte of op de meubelen en het is verwonnen met een conde van 15 dagen.

Mochten er nog lasten aan een goed gevonden worden na deze deling, dan zullen de partijen die samen helpen dragen op conditie als voor.

Op 5 maart 1626 hebben de voorschreven partijen afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel met recht.

 

1626, 12 maart. Blz. 236

Jan Bosmans als momber van zijn kinderen Christeyn, Willem en Jan Bosmans releveert het legaat dat aan de kinderen is gemaakt door het testament van Peeter Bellens: een stuk broek 'int Oversloo' gelegen, genaamd 'die Tusschen'. Jan is in de naam van zijn kinderen ter gichte gekomen met recht.

 

1626, 12 maart. Blz. 236v

Peeter Beckers releveert een stuk broek in Oversloo gelegen, genaamd 'den Teurffbeempt', die Peeter Bellens aan hem gemaakt heeft. Peeter Beckers is ter gichte gekomen.

 

1626, 12 maart. Blz. 236v

Jan Bosmans releveert voor de kinderen van Simon Pricken, namelijk Matteys en Maria Picken, een halster land 'opt Luelen' gelegen, genaamd 'het Luelen' dat aan de kinderen werd gelaten door Peeter Bellens. Jan Bosmans is voor de kinderen met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 26 maart. Blz. 236v

Jan Pondtmans draagt op aan Peeter Stessens huis en hof 'opde Stappe' gelegen, genaamd 'den Deurmael', grenzend mr. Henrick Neven erfgenamen 1), Jan Iven 2), de straat 3), Vincent Pondtmans 4), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag half maart en voor het eerst in 1627. Af te leggen met 100 gulden Brabants eens in geld zoals in de tijd van de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens 'teyts gelanck'. Indien dit pand later onvoldoende zou zijn, stelt Pondtmans als onderpand het versterf dat hem mocht aankomen na de dood van zijn vrienden (familie), zusters of broers. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen. Jan heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1626, 26 maart. Blz. 237v

Blasarus Leeckens releveert de helft van een stuk land in Coorssel aan 'den Assberch' gelegen, geheten 'het Halff Boender', grenzend Peeter Leysen 1), Peeter Oriaens 2), Cattlyn Kenens 3), Jan Van Postel 4), na de dood van Peeter Bellens, die dit aan Blasarus had gelaten in zijn testament. Blasarus is ter gichte gekomen met recht.

 

1626, 26 maart. Blz. 237v

Wouter Bellens releveert de 3 vaten land als hem door het testament van Peeter Bellens zijn gemaakt, gelegen in Coorssel aan de schutterskamer, grenzend de straat aan 2 zijden, Peeter Oriaens erfgenamen 3), de schutterskamer 4). Wouter is ter gichte gekomen.

 

1626, 26 maart. Blz. 238v

De kinderen van Bernart Seysens, namelijk Pauwels en Leysbeth Sysens; nog de kinderen van Jan Meynen namelijk Willem, Leysen en Ida Meynen.

Bernardt Sysens in de naam van zijn kinderen en ook in de naam van de kinderen van Jan Mynen releveert de 100 gulden die gehypothekeerd staan op een beemd in Oversloo gelegen, toebehorend aan de erfgenamen van Jan Rynders. Deze zijn de kinderen aangekomen na de dood van hun 'moyen' Heylken Reynders van Hechtel. Bernaerdt is in de naam van zijn kinderen en van de kinderen van Jan voorschreven met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 26 maart. Blz. 239v

Geert Bolgry releveert het stuk land genaamd 'het Donder Velt' in Schuelen gelegen, grenzend de erfgenamen van Philips Jans, 't Goet Van Vlaenderen, Geert Cremers 3), Jan Christiaens 4), en al hetgeen dat hem aangekomen is na de dood van zijn ouders. In 1626 op 8 januari is hiervan nog gereleveerd.

 

1626, 26 maart. Blz. 240

Lambrecht Neven, als afgevaardigde van Matteys Beckers en zijn instemmende huisvrouw Aleth Cuepers met constitutie van 7 maart 1626 in presentie van getuigen L. Neven en Loich Vanden Berghe, ondertekend door notaris Lambertus Vaes zoals aan de schepenen bleek, draagt op aan Aerdt Cuepers een rente van 1 gulden jaarlijks staande op huis en hof in Schuelen gelegen. Daarin woont Jan Schabben momenteel. Het grenst de straat 1), Thomas Van Leeuw 2) en Michiel Alen 3). Ze hebben hun geld ontvangen. Aerdt Cuepers is met recht tot de gichte gekomen. De constitutie werd hier niet geregistreerd.

 

1626, 26 maart. Blz. 240v

Lambrecht Neven, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Quinten Huveners hierna geregistreerd, draagt op aan Lenaerdt Van Swarttenbrouck het stuk land vermeld in de constitutie en volgens deze constitutie. Lenardt is ter gichte gekomen met recht. Lambrecht staat hiervoor garant.

De constitutie.

Op 17 maart 1626 verscheen voor de notaris en de getuigen Quintinus Huveneers zoon van wijlen Quintinus die constitueert en machtig maakt mits deze akte Lambrecht Neven of de toonder van deze akte samen of apart om te verschijnen voor de justitie in Lummen of voor alle hoven waar het nodig is en om daar op te dragen in de naam van Quintinus een stuk erf gelegen onder Schuelen op 'die Stappe', groot 2 vat zaaiens, grenzend Willem Oyen 1), sheeren straet 2) en de erfgenamen van Mattees Wintmolders, tot behoef van Lenardt Van Swarttenbrouck voor 50 gulden Brabants eens boven alle uitgaande lasten. Leycoop naer landtcoop, godspenninck 1 stuiver. De comparant stemt ermee in dat zijn geconstitueerde garantschap doet voor een goede gichte met bekentenis dat hij zijn geld ontving. De afgevaardigde moet alles doen zoals hij zelf zou doen indien hij aanwezig was. Alles wat zijn afgevaardigde regelt, zal hij goedkeuren. Opgemaakt binnen de stad Herck in presentie van Henrick Cannarts en Willem Henrix, getuigen. Ondertekend J. Van Kelchteren notaris.

Op 18 maart 1627 bekent Lenardt Van Swarttenbroeck aan Sebastiaen Huveners de naderschap van dit goed. Lenaerdt kreeg zijn geld terug.

 

1626, 23 april. Blz. 241

Bertholomees Gielkens als man en momber van zijn huisvrouw Christijn Pauwels draagt op aan Geertruijt Struijvens een beemd in Haexelaer onder Coorssel gelegen, grenzend de beek 1), Peeter Hoeffmans O, Jan Beckers W, zijn eigen er 4), als pand voor 2,5 - (niet vermeld: gulden) jaarlijks met valdag op 1 mei. Af te leggen met 50 gulden Brabants eens in geld zoals in de tijd van de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Jan Beckers is in de naam van Geertruyt Struyvens met recht tot de gichte gekomen. Geertruyt heeft het pontgelt en de hofrechten betaald. Op 14 mei heeft schepen Henrick Kenens gemeld dat Christina Pauwels deze gichte heeft gelaudeerd en daarvoor heeft ze in zijn schepenhanden 'stipulatie' gedaan (deze verklaring afgelegd volgens de regels).

 

1626, 27 april. Blz. 246

Quinten Huveners releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: huis en hof 'opt Timmermans Eynde' gelegen; nog een stuk broek genaamd 'den Smautbampt'; nog een stuk broek op 'den Molenberch' gelegen; nog 1 rinsgulden jaarlijks die de helft is van 2 rinsgulden jaarlijks staand op 'den Staphoff' en afgelegd door Jorden Jordens in de tijd dat zijn moeder gehuwd was met Philips Cox oft Vander Voort; al wat hier nog sorteert. Quinten Huveners is met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 30 april. Blz. 246

Jacop Leuijten draagt op aan Bertholomees Smeets de helft van een beemd gelegen in Coorssel aan de schans waarvan de voorschreven Bartholomees Smeets de wederhelft heeft. De hele beemd grenst Jan Huveners 1), Servaes Saen 2), de straat 3), Wouter Moons 4), voor 140 gulden Brabants eens boven de grondcijns aan de heer die eraan staat. godspenninck 3 stuivers een halve braspenninck, leycoop naer landtcoop en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 1,5 ryxdaelder. Bertholomees is ter gichte gekomen met recht. Omdat de partijen onderling een proces hebben gevoerd in Luijck, is dit hiermee neder gelegd en moet Bertholomees voorschreven aan Jacop van het akkoord ervan 10 gulden geven. Betreffende het geld voor het procederen, zowel van de koop als van het akkoord, moet Bertholomees aan Jacop op heden 50 gulden geven en de resterende 100 gulden moet op de dag van verjaren van de betaling aan de erfgenamen van Bertholomees Tielens en met 5 gulden intrest gegeven worden.

 

1626, 30 april. Blz. 246v

Peeter, Henrick, Gilis, Jan en Cattlyn Oriaens releveren het erf dat hen is gemaakt door Peeter Bellens: de helft van een stuk land genaamd 'het Half Boender'. Het heel goed grenst Jan Van Postel 1), Cattlyn Kenens 2), Peeter Oriaens cum suis 3), Peeter Leysen 4). De partijen zijn ter gichte gekomen met recht.

 

1626, 30 april. Blz. 247

Coenraerdt Gaethoffs, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Frans Geerts alias Corselius die hierna werd geregistreerd, draagt op het deel dat Frans heeft in de korenmolen en de slachmolen in Coorssel gelegen, als pand voor 10 gulden jaarlijkse rente met valdag half maart. Af te lossen met 210 gulden, waarin het pontgelt inbegrepen is, en te geven in geld zoals dan gangbaar is en met rente volgens de tijd. Opgedragen aan Hendrick Beeuskens alias Raeymaeckers van Hechtel, die in de rente gegicht en gegoed is met recht.

De constitutie.

Op 9 maart 1626 verscheen bij de notaris in de stad Beringhen de eerzame jongere Franciscus Geerts alias Corselius 'weechverdich sijnde' om buiten het land te trekken. Hij heeft uit vrije wil, ongedwongen van iemand, afgevaardigd zoals hij nu constitueert Coenraerdt Gaethoffs, die present is en accepteert, om voor hem constituant te verschijnen voor een competente rechter om daar in zijn naam aan Henrick Beeuskens alias Raeymaeckers die in Hechtel woont op te dragen zijn deel van de koren- en 'smaut'molen onder Coorssel gelegen, als pand voor 10 gulden en 10 stuivers jaarlijkse rente met valdag op half maart. Af te leggen met 200 rinsgulden Brabants, aan 20 stuivers per gulden, Frans ontving vandaag het geld van Hendrick. Frans geeft speciaal bevel om in zijn naam garantschap te doen aan zijn andere goederen voor een goede gicht. Alles wat hij zal doen, zal Geerts goedkeuren. Opgemaakt in het woonhuis van de notaris ter presentie van Jan Corthout, Hendrick Convents alias Hoecx en Peeter Paelmans, getuigen. Ondertekend in zijn eigen handschrift door Franciscus Corselius. De kopie werd ondertekend door Christianus Servatii commissarius Beringensis.

 

1626, 30 april. Blz. 248

Jouffr. Anna en Maria Vanden Put, voor hen en voor hun zuster joufr. Margareta Vanden Put, uit kracht van procuratie door haar aan hen gegeven hierna geregistreerd, kwijten de panden van Jesper Smeets, namelijk 'het Boven Block', van de 7 gulden 15 stuivers jaarlijks zoals ze aan die panden trokken. Ze hebben voor het kapitaal 155 gulden Brabants eens ontvangen en ze zijn voldaan zowel van het kapitaal als van de verlopen.

De procuratie.

'Ick Margriet Vanden Put bekenne... ' dat ze macht heeft gegeven aan haar zusters Anna en Maria Vanden Put mits deze met haar eigen hand om een rente te kwijten die ze in Coorssel jaarlijks trekken. Al wat ze doen, keurt ze goed. Ze ondertekende.

Daarna bevestigt de notaris die resideert binnen Nheer in het land van Heurne in presentie van getuigen Hendrick Linden en Egmont Geerkens dat dit handschrift van de persoon in kwestie is. 28.04.1626, ondertekend Steven Opgen Maes notaris.

 

1626, 14 mei. Blz. 250v

Hendrick Swyns man en momber van zijn huisvrouw Geertreuyt Stapparts - die hij hier zal brengen om in te stemmen - draagt op aan Lenardt Vander Eycken huis en hof aan 'de Stappen Heyde' gelegen, grenzend 'die Stappen Hey' aan 2 zijden, joncker Jan van Gelmen 3) en de erfgenamen van Servaes Jaupen 4), als pand voor 3 gulden jaarlijks met valdag op 'mey dach' en voor het eerst op meidag in 1627. Af te leggen met 50 rinsgulden in ryxdaelders en creuysdaelders zoals ze dan zullen gangbaar en gevig zijn en met rente volgens de tijd. godspenninck 1 stuiver, lycoop 10 stuivers. Lenardt Vander Eycken is met recht tot de gichte gekomen en hij heeft het pontgelt en de hofrechten betaald. Hendrick staat garant voor een goede gichte.

 

1626, 14 mei. Blz. 251v

Henrick Pauwels cum suis (en zijn consorten) releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van zijn ouders: huis en hof gelegen in Schuelen 'opden Pleyn', grenzend sheeren straet, joncker Voecht, mr. Jan Fabricius; nog een block genaamd 'die Heyde' aan 'den Steenhoven' gelegen. Henrick is voor hem en voor zijn medegeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 14 mei. Blz. 251v

Nicolaes Mynen en Godfroy van Blockhem, mombers van hun respectievelijke huisvrouw, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders, of Rynder Pauwels de vader van hun huisvrouwen: een stuk land aan 'den Steenhoven'. De partijen zijn ter gichte gekomen.

 

1626, 14 mei. Blz. 252v

Aerdt Soetmans en Geert Weyens dragen op aan Jan Corthouts den Jonghen het vierde deel van een weide genaamd 'het Roest', grenzend mr. Wouter Taelmans 1), de erfgenamen van mr. Joris Sweyns 2), de gemeyn straet 3) en 'die Laecke' 4). Verkocht voor 85 gulden en 2 ryxdaelders voor de huisvrouwen van de verkopers voor een kermis. godspenninck een halve reael, leycoop naer landtcoop. Corthouts is met recht tot de gichte gekomen. De verkopers staan garant voor een goede gichte.

Een akte die hierbij hoort.

'Ick ondergeschreven attestere...' dat op 17 april 1626 voor mij Maria wettige huisvrouw van Aerdt Soetmans haar testament maakte. Ze lag ziek in haar huis op bed. Ze maakte aan Aerd dat hij zijn vrije wil zal mogen doen met zijn aandeel van de beemd gelegen in Schuelen, genaamd 'het Roest', om die te mogen verkopen en het geld gebruiken om schulden af te betalen of andere noodzakelijkheden te betalen. Getuigen: Clemens Vischers en Quiryn Pauwels. Attestor Joannes Vander Eycken pastoor van Kermpt.

 

1626, 28 mei. Blz. 257

Hendrick Vander Eycken draagt op aan Willem Bollen zoon van Peeter huis en hof in Schuelen gelegen in het dorp, grenzend Rynder Stapparts 1), joncker Jan van Gelmen 2) en de straat 3), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op Sint-Jorisdag 1627. Af te lossen met 100 rinsgulden eens in geld zoals in die tijd zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. godspenninck 1 stuiver, lycoop 12 stuivers. Willem Bollen is met recht tot de gichte gekomen. Willem heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

Naschrift: Deze gichte vervalt vermits het pand sorteert 'int Malenpeerts Hoff', dus ook geen pontgelt hier.

 

1626, 28 mei. Blz. 257v

Jan Leyten man en momber van zijn huisvrouw Cattlyn Misheeren draagt op aan Aerdt, Peeter en Maria Clocluyders en Servaes Creyns in de naam van zijn huisvrouw Cattlyn Clocluyders de tocht van een stuk broek onder Schuelen gelegen, genaamd 'het Vinckenboender', grenzend Aerdt Fredrix 1), 'die Crieckels Laeck' 2), Mattees Stapparts 3), Steven Leyten en Jan Moons 4). Aerdt Clocluyders en Servaes Creyns zijn met recht tot de gichte gekomen voor hem en voor hun metgeringen.

 

1626, 28 mei. Blz. 258

Jan Vander Eycken van Berbrouck en de kinderen van Ambrosius Vander Eycken, namelijk heer Jan, Hendrick en Ambrosius Vander Eycken, die zich sterk maken voor hun twee broers die in 'den kreych' zijn (soldaat in de oorlog) genaamd Lenaerdt en Aerdt Vander Eycken, kwijten de panden van Peeter Stessens 'opde Stap' gelegen van 36 stuivers jaarlijks zoals ze samen trokken. Ze ontvingen voor het kapitaal en twee jaren verlopen 34 gulden en 2 stuivers. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 25 juni. Blz. 258v

Jan Vaes als momber van Geert Hermans releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een beemd in Schuelen gelegen, grenzend 'die Cromme Eycke Steghe' 1), 'die Crieckels Laeck' 2), 'die Groote Laeck' 3), Godfroy van Blockhem 4). Jan Vaes is in de naam voorschreven met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 25 juni. Blz. 259

Heuybrecht en Rynder Opt Straet, voor hen en voor hun broer die gestorven is voor de 'tochtersse', Jan Opt Straet, Elisabeth Princens en Michiel en Cattlyn Gaermans en Jan Mentens releveren het legaat dat hen samen is gemaakt door Reynder Lauwkens waaruit onlangs als 'tochtersse' Elisabeth Mechelmans is gestorven: een stuk broek in Coorssel van 1,5 dachmael groot, grenzend 'den Copis Beempt' toebehorend aan de erfgenamen van Peeter Van Groenendael 1), 'Wilbordt Breuynen Beempt' 2), 'den Vogelsberch' 3), Valenteyn Wouters 4); nog 3,5 rinsgulden jaarlijks die staat nu aan panden van Cattleyn Moons onder Coorssel. Heuybrecht Opt Straet is voor hem en voor zijn medegeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 25 juni. Blz. 261v

Goosen Jaupen kwijt de panden van Dirick Palmarts onder Schuelen aan 'St. Joris schanse' gelegen, genaamd 'die Hanen Heyde', van 24 stuivers jaarlijks uit een grotere rente van 6 gulden jaarlijks. De andere delen trekken Maria Mieuwkens en Willem Geerts kinderen. Goosen is tevreden van het kapitaal en de verlopen van de 24 stuivers jaarlijks. Dirick is met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 30 juli. Blz. 265

Jan Meynen draagt op aan Jan Huveners een stuk land genaamd 'den Berch Bossche' in Schuelen gelegen, grenzend de erfgenamen van joncker Jan Van Gelmen aan 2 zijden, 'het Gulicker Velt' 3) en Mattees Minten 4), als pand en onderpand voor 6 rinsgulden jaarlijks. Jan bekent ontvangen te hebben 100 gulden. Valdag op 'Onser Liever Vrouwen licht dach' (Lichtmis) omdat het geld al langer gegeven is. Af te leggen met 100 gulden lopend geld en met rente volgens tijd. godspenninck 1 stuiver, lycoop 2 gulden. Huveners is met recht tot de gichte gekomen. Jan Huveners heeft pontgelt, lycoop en hofrechten betaald.

 

1626, 24 september. Blz. 266

Geert Cremers draagt op aan Jan Lowis een erf zowel land als bos onder Schuelen gelegen, genaamd 'het Wivelreys', grenzend de pastorij van Berbrouck 1), Mertten Bolgry 2), Philips Vanden Laer 3), Carel Palmarts 4), voor 70 gulden Brabants eens en 4 gulden voor de huisvrouw van de verkoper, godspenninck 1 stuiver, leycoop naer landtcoop. Betaald in volgende munten: 1 jacobus, 1 protugaelsche milerese aan 17 gulden, een halve roosenobel, nog een halve portugaelsche molerese; nog een halve ryder; nog een dobbel Hessels pistolet, 1 ducaton en de rest in klein geld. Jan zal zijn vaart hebben en nemen over het erf van Carel Palmarts den Jonghen 'naer Soel' toe. Geert staat ervoor garant dat het goed enkel is belast met de grondcijns aan de heer en met 45 stuivers jaarlijks aan de H. Geest van Berbrouck. Jan is met recht tot de gichte gekomen. Het schaarhout dat op het goed staat, is door Geert aan Jan geschonken.

 

1626, 24 september. Blz. 266v

Jan Talmans, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aert Vander Eycken die hierna geregistreerd wordt, draagt op aan Willem Bollen de erven vernoemd in de procuratie hierna als pand voor 9 gulden jaarlijks. Willem is met recht ter gichte gekomen en hij heeft het pontgelt en de hofrechten betaald.

Bijschrift: vacat omdat deze grond onder Maleperts Hoff sorteert.

De procuratie.

20 mei 1926 verscheen voor de notaris Aerdt Vander Eycken die verklaart dat hij uit handen van Willem Bollen Peeters zoon, 150 gulden Brabants heeft ontvangen. Hiervoor belooft hij hem te gichten 9 gulden Brabants jaarlijks op een land genaamd 'den Cremers Hoff' onder Schuelen of Lummen gelegen, bekennend alle heren en hoven hun recht. Deze rente staat af te leggen met de som van 150 gulden zoals voorschreven is, binnen het jaar met volle rente en buiten het jaar met rente volgens 'teyts gelanck' nadat alle achterstallen betaald zijn. Betalen in geld zoals op dat moment gangbaar is binnen Hasselt. Omdat Aerdt zinnens is om buiten het land te reizen, heeft hij afgevaardigd sr. Johan Taelmans en zijn broer Henrick Vander Eycken, samen of apart, om in zijn naam aan Willem gicht te doen waar het goed sorteert. Dat goed is niet belast. Hij zal van waarde houden wat zijn afgevaardigden hiervan doen. Godspenninck 3 stuivers Brabants, lycoop 12 stuivers Brabants. Opgemaakt in het huis van Cornelis Verhaick binnen Hasselt. Getuigen: heer en meester Johannes Vander Eijcken pastoor van Cermpt (Kermt), Peeter Van Lichtenborch van Curingen en Wouter Vossch wonend in Hasselt. Ondertekend door notaris Arnoldus Borremans.

 

1626, 02 oktober. Blz. 268

Voor schepenen Lambrecht Neven en Swysen verscheen Geertreuyt Kelbrechts weduwe van Govart Van Blockhem zaliger en ze heeft opgedragen haar tocht van een stuk erf genaamd 'den Berbbossche' in Schuelen gelegen, grenzend Wouter Blasen W, de pastorij van Herck O, 'die Veltsteghe' 3) aan Dionijs Van Blockhem, die aanwezig is en aanvaardt. Hij mag er 200 gulden Brabants op halen in afkorting van zijn kindsgedeelte en daarnaast het goed verbinden voor de drossart van Herck om daaraan zijn verhaal te hebben betreffende de amende indien hij die mocht hebben op Dionijs betreffende een gebrek dat Jan Luca of Lina (?) eventueel mocht behouden die aan Jan werden toegebracht door Dionijs. Tevens mag hij de 'Berbbossch' verpanden voor 70 gulden eens voor Jan Lina voorschreven indien hij een gebrek zou blijven houden. Dionijs is in de 'Berbbossch' gesteld en gegoed met recht.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Dionijs de voorschreven 'Berbbossch' opgedragen als pand en onderpand tot behoef van Librecht Lina voor 12 gulden jaarlijks. Hij bekent dat hij daarvoor 200 gulden Brabants eens ontvangen heeft. Die zijn met dezelfde som te kwijten in geld dat dan zal gangbaar zijn. godspenninck een halve reael. In twee keer af te leggen telkens met 100 gulden voor 6 gulden jaarlijks. Hij verbindt deze 'Berbbossch' voor de amende van de drossart van Herck voor het geval dat hem die wordt toegekend vanwege de voorschreven kwetsuren. Tevens verbindt hij het voor de voorschreven 70 rinsgulden voor Jan Lina, gekwetste, indien hij een gebrek zou overhouden van kwetsuren. Librecht is in zijn eigen naam en in de naam van zijn broer ter gichte gekomen met recht. Librecht heeft alle hofrechten betaald met uitzondering van de pontpenningen aan de heer.

Vervolgens heeft Dionijs zijn moeder Geertreuyt Kelberchs weer in haar tocht gesteld van de 'Berbbossch' voorschreven. De minuut is geschreven door Swysen.

 

1626, 08 oktober. Blz. 269

Peeter Sybrechs man en momber van zijn huisvrouw Anna Bogarts, Jan, Agnees en Ceun Bogarts cum suis releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: erven zowel land, bos als weide in Worp gelegen, hovend in het Loons of Schelenhoff. Anna is voor haarzelf en voor haar metgeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1626, 05 november. Blz. 271v

Scheiding en deling tussen de kinderen van Mertten Bolvrey, namelijk Geert Bolgry, Peeter Van Diepenreyt man en momber van Anna Bolvrij, Lodeweijck Stapparts man en momber Cattleyn Bolvrij en Jan Gathis als man en momber van zijn kinderen verwekt bij Maria Bolvrij, Carel Palmarts man en momber.

Voor Geert Bolvry is in de deling gevallen een stuk land gelegen 'opt Donder Velt', grenzend 'het goet van Vlaenderen' 1), Jan Christiaens 2), de erfgenamen van Philips Jans 3). Omdat dit deel beter is dan dat van de kinderen van Jan Gathis, moet Geert jaarlijks uit de hand aan kinderen van Jan Gathis 9 gulden jaarlijks geven. Die zijn te kwijten met 150 rinsgulden eens in geld zoals in de tijd van de kwijting gangbaar is volgens de valuatie en met rente volgens de tijd.

Voor Peeter Van Diepenreyt q.q. is gevallen een stuk land onder Berbrouck gelegen, grenzend 'die Berbrouck Hey' 1), Jan Reynders aan 2 zijden, Carel Palmarts den Alden 4); nog een stuk land gelegen 'inde hoeve', grenzend de erfgenamen van Philips Jans 1), de Winterbeeck 2), de erfgenamen van Peeter Van Meeuwen 3) en Jan Weyens 4). Omdat dit deel zwaarder belast is dan het deel van Carel Palmarts, namelijk met 5 vaten koren aan Peeter Inden Crans in Hasselt en met 47 stuivers jaarlijks aan het klooster van Herckenrode en wat aan iemand van Sint-Truiden, moet dit deel uit het gedeelte van Carel 6 gulden Brabants jaarlijks hebben of 100 gulden eens daarvoor.

Het derde deel is voor Lodewyck Stapparts man en momber: een stuk land onder Schuelen gelegen, genaamd 'die Maeskens Heyde', grenzend de straat 1), Peeter Stessens 2), de erfgenamen van Willem Geerts 3), Jan Leuyten 4). Dit gedeelte is belast met 4 gulden jaarlijks aan Henrick Meynen.

Voor Jan Gathis in de naam van zijn kinderen verwekt bij Maria Bolvry is gevallen een stuk land genaamd 'den Lummen Bossch', grenzend Jan Christiaens aan 2 zijden, de erfgenamen van joncker Jan van Gelmen 3) en Jan Gatis voorschreven 4) en nog 9 gulden jaarlijks uit het deel van Geert Bolvry met valdag op Sint Andriesdag en voor het eerst in 1627.

Voor Carel Palmarts is ten deel, met instemming van de zusters en broers van zijn huisvrouw, door Mertten Bolvry gelaten een stuk land met het huis dat erop staat, gelegen in Sourle, grenzend des heeren straet 1), Wouter Stapparts erfgenamen 2), Mattees Huveners 3), Carel Palmarts den ouden 4), zoals blijkt uit een notariėle akte getoond aan de schepenen, ondertekend door Peeter Van Kelchteren notaris in presentie van getuigen Frans Hortens, Aerdt Smolders en Philips Vander Voert. Geert Bolvry heeft dit nu gelaudeerd in presentie van Henrick Rutten en Jan Schuermans, getuigen. De akte dateert van het feest van Petrus en Paulus 1624. Omdat het deel van Carel beter is dan het gedeelte van Peeter Van Diepenreyt, moet Carel uit de hand aan Peeter 6 rinsgulden jaarlijks geven of 100 gulden eens daarvoor, zoals in de deling van Peeter vermeld staat.

De partijen hebben afstand gedaan van hun rechten op elkaars deel van hun deling met recht.

 

1626, 04 december. Blz. 275

Geert Claes draagt op aan de Armen van Coorssel een stuk land in Coorssel gelegen op 'de Coneyns Warande' genaamd 'den Coneyns Gracht', grenzend Jan Van Postel O, 'die Paelmans Hoeff' Z, Jan Beckers aan de twee andere zijden, als onderpand voor de 7,5 gulden jaarlijks zoals Geert in oktober laatstleden aan de Armen gegicht heeft in de Brabantse bank hier. Nota: hiervan is geen pontgelt gegeven.

 

1627, 07 januari. Blz. 275v

Jeronimus Oyen releveert na de dood van zijn grootvader Willem Oyen 3 percelen erf: een boender broek in 'de Seelbeempden' gelegen, genaamd 'den Heseler'; nog een half boender broek gelegen aan 'de Smetszille'; nog een stuk land gelegen aan 'de Stap', 7 halsters zaaiens groot, genaamd 'den Fleuyter', met nog een bos daar in de buurt gelegen. Jeronimus is ter gichte gekomen 'onbelet eens yders goet recht'.

 

1627, 07 januari. Blz. 276

Henrick Baecken man en momber van Maria Jorden, die aanwezig is en instemt, draagt op aan Peeter Stessens een sille beemd onder Schuelen gelegen 'int Reuer Brouck' aan 'den Lauwgaer', voor 100 gulden Brabants eens en aan de huisvrouw van de verkoper 1 cruysdaelder, leycoop naer landtcoop. Indien dit goed vernaderd wordt, zal de approximatteur (degene die vernadert, naast) aan de koper voor zijn kloek bod 2 dobbele ducaten eens moeten geven en rente 'pro rata temporis' van zijn uitgegeven geld. In afkorting van de koopsom ontving Henrick 12 gulden Brabants eens. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen. Henrick staat garant voor een goede gicht en meer lasten boven de grondcijns van een halve stuiver. (In de marge: 2 denier of 2 penningen)

 

1627, 21 januari. Blz. 276v

Heuybrecht en Rynder Opt Straet, Jan Mentens, Henrick Carmans en Vincent Seysens in de naam van zijn moeder Elisabeth Vanden Bossch voor wie hij zich sterk maakt, hebben opgedragen aan Machiel Gaermans de percelen vernoemd in de onderstaande conditie voor 480 rinsgulden. Hierin komt aan Machiel 1/6 toe, dus 80 rinsgulden. Hij moet dus nog 400 rinsgulden betalen. Het pontgelt daarvan is 20 gulden. Machiel Gaermans is ter gichte gekomen met recht. Betaald. In voldoening van het deel van Heuybrecht Opt Straet dragen de partijen hem een rente op van 4 gulden 10 stuivers jaarlijks aan panden van Anna Moons, die hen gelijk is aangekomen na de dood van Reynder Laeckens. Daarmee is Heuybrecht betaald.

Conditie. Folio 277

Voorwaarden waarop Heuybrecht en Rynder Opt Straet, Jan Mentens, Henrick Carmans en Elisabeth Vanden Bossch weduwe van Matthijs Ceyssens geassisteerd door haar zoon Seysen Seysens zullen verkopen met hogen, proclamatie en brandende kaars een beemd gelegen onder Coorssel in 'het Sleuysbrouck', grenzend Peeter Mattees erfgenamen 1), Wilbordt Breynen 2) zoals aan de voorschreven partijen samen is aangestorven na de dood van Reynder Lauwkens en Leysbeth Hermans als 'tochtersse'.

Deze beemd is onbelast op schattingen en grondcijns na en met de servitude van een hooibeemd die daar achter ligt zijn weg te leveren en de achtermaat ter minste schade te gebruiken. Conditie is dat aan de meestbiedende de palmslag zal gegeven worden en die zal als eerste zoveel hogen mogen zetten als hij wenst. Elke hoge bedraagt 2 gulden van 20 stuivers die half en half verdeeld worden tussen de verkoper en de hoger. Daarna mogen hij en alle anderen nog zoveel en zo dikwijls hogen als ze wensen tot de uitgang van de brandende kaars. Na het 'meynen oft setten' van deze koop zal hij geproclameerd worden in de kerk van Coorssel op 3 verschillende keren met een periode van 14 dagen tussen en met publicatie van de dag van de kaarsbranding die zal gebeuren voor hof en heer waar het hoort op kost van de zetter of laatste hoger. Dadelijk na de uitgang van de kaars moet de koop betaald worden met alle onkosten in contant geld. Het goed kan dadelijk na de koop door de koper in gebruik genomen worden. Regels voor niet-solvabele koper.

De palmslag werd gegeven aan Thomas Mentens voor 400 gulden, halve leycoop naer landtcoop, godspenninck 12 stuivers. Los en vrij geld boven alle onkosten, hofrechten, de conditie 29 stuivers. Mentens zette hierop nog 25 hogen. Opgemaakt binnen Beringen op 24.10.1626 ter presentie van Frans Croonarts, Wilbordt Breuijnen, Bernardt Seysens en meer anderen. Wilbordt Bruynen verbeterde de koop met 10 hogen.

Op 26 oktober deed Jan Tummermans borger van de stad Beringhen er nog 20 hogen bij in presentie van Peeter Oyen en Christina Clerx en de notaris.

Op 28 oktober verbeterde Michiel Gaermans borger van de stad Beringhen met nog 25 hogen. Getuigen: Jan Wouters, Joris Oogsten en Christina Clerx. Attestor Michael Loyen, notaris.

 

1627, 21 januari. Blz. 280v

Geertreuijt Kelberchs draagt op haar tocht van een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'den Berbossch', aan haar zoon Dioneys Van Blochem en dat door haar zoon Godfroy van Blockhem die hier aanwezig is. Lambrecht Neven is in de naam Van Dionys Van Blockhem ter gichte gekomen en ook tot tocht en erfdom.

Nu tocht en erfdom samen zijn, heeft Lambrecht Neven uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Dioneys van Blockhem, hierna geregistreerd, het voorschreven stuk erf opgedragen aan Librecht Lenardts voor de som en op de condities vermeld in de constitutie. Librecht Lenardts is met recht tot de gichte gekomen. Pontgelt mits 200 gulden lasten 8 gulden 16 stuivers.

De constitutie. Kopie uit het register van de akten van de notaris.

9 december 1626 verscheen Dioneys van Blockhem bij de notaris. Hij verklaarde dat hij uit handen van Libert Lina de som van 50 gulden Brabants eens ontvangen had boven nog 50 gulden Brabants eens die hij gisteren van hem heeft ontvangen, volgens een akte beschreven door mr. Lambrecht Vaes, notaris. Voordien ontving hij van dezelfde nog 200 gulden waarvoor hij op 'den Berbossch' 12 gulden jaarlijks heeft gegicht. Nu belooft Dioneys om het pand 'den Berbossch' op te dragen aan Libert Lina voor de voorschreven 300 gulden Brabants eens mits de 12 gulden jaarlijks hier inbegrepen zijn. Dioneys heeft voor zichzelf nog vernadering gereserveerd binnen het jaar en als hij dat wil vernaderen, zal hij de 100 gulden moeten teruggeven en de 12 gulden jaarlijks aan Liben Lina blijven betalen en hij mag die in twee keer afleggen. De actie van de weduwe van Jan Lina met haar dochter gereserveerd volgens het akkoord ook beschreven door notaris Lambrecht Vaes. Indien Liben dit pand behoudt, moet hij aan zijn schoonzuster 70 gulden Brabants eens geven boven de voorschreven som voor haar en haar dochters contentement van het ongeluk dat de verkoper met haar man heeft gehad en ook lycoop geven naer landtcoop en godspenninck 4 stuivers Brabants eens. Hij moet ook de pontpenningen betalen. Dioneys belooft dat hij zijn moeder zal brengen om haar tocht af te staan. Liben belooft haar daarvoor 2 ryxdaelders te geven eens en tevens om zijn consorten in te brengen om met deze gicht in te stemmen. Om deze gicht te doen, vaardigen ze mr. Lambrecht Neven borgemeester van de stad Westherck af en Godfroy van Blockhem, samen of apart. Opgemaakt in aanwezigheid van de getuigen mr. Lambrecht Vaes en Lenardt Van Swarttenbrouck. Was ondertekend door Joannes Alenus, notaris.

 

1627, 04 februari. Blz. 282

Jan Pauwels man en momber van Anna Van Postel, die hij belooft hier te brengen om in te stemmen, draagt op aan Heuybrecht Didden een stuk land genaamd 'die Groote Hoeff', gelegen in 'den Postels Hoeck' onder Coorssel, grenzend Jan Van Postel O, des heeren straet 2) en 3), Bertholomees Smeets 4), als pand voor 7 gulden en 10 stuivers jaarlijks met valdag op 'Onser Liever Vrouwen Licht dach' (Lichtmis). Af te leggen met 150 rinsgulden eens en met rente volgens de tijd. Heuybrecht Didden is met recht tot de gichte gekomen. Jan heeft het pontgelt en Heuybrecht de hofrechten betaald.

 

1627, 11 februari. Blz. 283v

Heer Johan Vander Eycken pastoor in Kermpt, met assistentie van Jan IJvens huidige armenmeester in Spalbeeck en tevens Jan Winters secretaris daar, hebben opgedragen een rente van 11 gulden 10 stuivers Brabants jaarlijks die staan aan panden van wijlen sr. Johan Alenus, zoals de Armen daarop trokken. De Armen bekwamen vandaag, volgens de namptisatie (handvulling, geld beschikbaar stellen) door sr. Taelmans en Joannes Heytmers als tuteurs van de erfgenamen van de voorschreven Alenus op heden gedaan, de kapitale penningen waarvoor deze rente te kwijten stond, volgens de documenten ervan, en met de renten tot vandaag en kosten van de gichte. Heer Jan met de voorschreven mombers beloofden bij de eerste gelegenheid het geld opnieuw aan te leggen voor de Armen voorschreven. Ze kwijten persoon van de voorschreven erfgenamen en de tuteurs voorschreven zijn in de naam van de erfgenamen ter gichte gekomen.

Nota. Deze minuut was geschreven door de hand van mr. Jan Winters en aangebracht door onze meier mr. Willem Neven.

 

1627, 18 februari. Blz. 284v

Vincent Rynders en Jacop Beckers als momber van het onmondige kind van Peeter Vanden Hove verwekt bij zijn huisvrouw Maria Reynders dragen op aan Aerdt Frerix alias Meesters van Gheneycken een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Kercken Block', grenzend Maria Heuyben 1), sheeren straet 2), Jesper Tielmans 3), Cattleyn Hoeffmans 4), als pand voor 5 rinsgulden jaarlijks met valdag op datum van gichten. Af te leggen met 100 gulden lopend geld en met rente volgens de tijd. Het geld is gebruikt om schulden af te leggen van de moeder van de kinderen. Die som was haar door het testament van haar man Peeter Vanden Hove zaliger gemaakt en hier in de Brabantse bank geproefd. De partijen betaalden het pontglt half en half en het gichtgeld is door de koper betaald. Aerdt Fredrix is ter gichte gekomen met recht.

Omdat dit goed in 1625 op 16 oktober was verkocht en opgedragen aan Matteys Vanden Hove, zijn de partijen van die koop en verkoop afgestapt zoals blijkt op die datum op dit register.

Daara volgt de tekst van het testament van Peeter Vanden Hove.

In 1625 op 14 mei omtrent 9u voormiddag verscheen persoonlijk Peeter Vanden Hove voor heer Jan Loyen vicaris pastoor in Lummen in zijn woonhuis in Molem, ziek maar zijn vijf zinnen nog machtig. Hij beveelt zijn ziel, als ze van zijn lichaam zal gescheiden zijn, aan God almachtig, Maria zijn gebenedijde moeder en aan al Gods lieve heiligen. Hij wil dat zijn lichaam in gewijde aarde wordt begraven volgens zijn 'staet' en de gebruiken van de h. kerk. Voor zijn blind onrechtvaardig goed, indien hij enig zou hebben, maakt hij aan de kerk van Lummen 3 stuivers eens. Hij maakt, omdat hem 'Godt almachtich besocht hadde ende sijne familie met die haestighe sieckden' aan zijn huisvrouw Maria Reynders de som van 100 gulden Brabants eens min 1 cruysdaelder van een koop die hij had gedaan. Volgens de testateur ligt dat geld in Beringhen. Hij wenst dat de verkoop zal gehouden worden voor goed en dat de rest van het geld van de verkoop komend zal aangelegd worden tot behoef van het kind of dochtertje van hen beiden. Tevens maakt de huisvrouw aan haar man het omgekeerde om in zijn nood en ziekte hem te onderhouden in geval zij voor haar man zou sterven. Getuigen: Peeter Clerx en Herman Holsteens. Ita est attestor Joannes Loeyen vicepastor Lummius. In de marge stond nog dat het testament was geapprobeerd op 18 oktober 1625 en tevens 'translatum est'.

 

1627, 04 maart. Blz. 287v

De kinderen van Henrick Geerts, namelijk Henrick, Cattleyn en Anna Geerts releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof genaamd 'den Heuvel' in Coorssel gelegen, grenzend Jesper Smeets en de pastoor; nog 60 rinsgulden jaarlijks aan de molen van Lambrecht Geerts. Jan Huveners is in de naam van en als momber van de voorschreven kinderen ter gichte gekomen met recht.

 

1627, 04 maart. Blz. 289v

Eerder was er een goed gegicht tussen Henrick Put en Gielis Cornelis in de laethoff in Coorssel en ook in de Brabantse bank. Maar er was daaronder ook goeed dat Loons was en dat werd niet gegicht in deze Loonse bank. Daarom hebben de partijen aan de Loonse heer zijn gerechtigheid bekend van de eerste gicht waarin het goed was opgedragen aan Gielis Cornelis en waarna Gielis Cornelis het opgedragen had aan Peeter Obbers voor een rente van 50 rinsgulden jaarlijks aan het geheel goed. Omdat Obbers niet van jaar tot jaar kon betalen, heeft Gielis Cornelis dit goed weer aangeslagen voor de last. Daarna heeft hij het opgedragen aan Matteys van Ham, die met recht daarvan ter gichte is gekomen. Hetgeen hier sorteert is geraamd op 6 gulden eens, dus pontgelt van drie gichten 18 stuivers.

 

1627, 04 maart. Blz. 290v

Lenardt Van Swarttenbrouck als momber van de kinderen van wijlen Frans Stapparts, voor wie hij zich sterk maakt, draagt op aan Jan Huveners den Alden het gedeelte dat de voorschreven kinderen toekomt in een stuk broek genaamd 'het Sleuysken' waarvan Huveners voorschreven de helft heeft als zijn eigen goed. Het grenst 'tgraeffwerck' 1), de Laeck 2), Jan Huveners voorschreven 3) en 4). Verkocht voor 43 rinsgulden eens boven de lasten. Leycoop naer landtcoop, godspenninck 2 stuivers. Huveners is met recht tot de gichte gekomen. Lenardt bekent het geld van deze verkoop ontvangen te hebben.

 

1627, 18 maart. Blz. 292

Henrick Pouwels draagt op aan Herman Roelandts de helft van een stuk land in Schuelen gelegen, genaamd 'die Heijde', waarvan Herman de andere helft gekocht heeft van Godfroij van Blockhem, Nicolaes Meynen als man en momber van zijn huisvrouw op 7 februari 1627. De hele 'Heijde' grenst Philips Jans O, Carel Palmarts N, Peeter Stessens 3) en 4). Verkocht voor 12 rinsgulden jaarlijks en een 'philippen' voor de huisvrouw van de verkoper. Leycoop naer landtcoop, godspenninck 3,5 braspenninck. Herman Roelandts is met recht tot de gichte gekomen. Henrick staat garant voor een goede gicht.

1627, 18 maart. Blz. 292

Herman Roelandts draagt op aan Henrick Pauwels de helft van het voorschreven stuk erf en ook de andere helft die hij verkregen heeft van Godfroy van Blockhem en Niclaes Meynen als pand voor de voorschreven 12 rinsgulden jaarlijks. Af te leggen met 100 gulden per keer in lopend geld zoals in Hasselt of hier gangbaar is, kwijtend ermee 6 gulden jaarlijks. Valdag op datum van gichten. Henrick is ter gichte gekomen met recht. Herman staat garant voor een goede gicht.

Op 23 maart 1628 kwijt Jan Pauwels aan Herman Roelandts 6 gulden jaarlijks, de helft van de voorschreven 12 gulden jaarlijks. Hij ontving zowel het kapitaal als de verlopen. Herman is ter gichte gekomen.

 

1627, 18 maart. Blz. 292v

Henrick Pauwels draagt op aan zijn broer Jan Pauwels de voorschreven rente van 12 rinsgulden aan panden van Herman Roelands in ruil op een huis met toebehoren staande op de schans van Schulen genaamd 'die Beurchel Schans'. Jan accepteert met zijn momber Willem Brugmans. Jan is met zijn voorschreven momber ter gichte gekomen van deze voorschreven rente.

 

1627, 18 maart. Blz. 293

Akte van akkoord gemaakt tussen de kinderen van Reynder Pauwels zaliger zowel van het eerste als van het tweede bed.

Op 2 december van het jaar 1626 verschenen bij de notaris Henrick Pauwels die voor zijn eigen persoon en ook als momber van zijn zusters en broers handelt en Willem Brugmans ook als momber van Henricks zusters en broers. Ze kwamen overeen met Claes Meynen en Godfre van Blockhem, beiden als momber van hun huisvrouw, vanwege enige erfgoederen waarover twijfel was.

Het eerste betreft een stuk 'brouck landts' van 6 roeden ongeveer gelegen onder de heerlijkheid van St. Lambrechs Herck dat volgens de gichte verkocht is door de vader van de voorschreven kinderen aan Reynder Pauwels als hij 'tuchter' (vruchtgebruiker) was en niet erfman (eigenaar), zodat de kinderen van het eerste bed daarmee onterfd schijnen te zijn.

Het tweede is een veld heideland gelegen onder Schulen, grenzend Peeter Stessens aan 2 zijden. Ook dit goed is gekocht door de vader tijdens het leven van zijn eerste huisvrouw, maar de gichte is gebeurd in zijn weduwlijke staat zodat de kinderen van beide zijden even goed recht pretenderen.

Om kosten te vermijden werd na advies van goede mannen als volgt overeengekomen. De voorschreven heide zal twee zijden hebben en het aardhout dat tegenwoordig houwbaar is op de heide zullen de kinderen van het eerste bed van Reynder Pauwels twee keer tot hun profijt mogen afhouwen. Daar boven zullen zij nog van de laatste kinderen 40 hoop roggestro hebben. Daarmee zullen al hun gepretendeerde rechten teniet zijn en ze zullen nooit nog iets mogen eisen, niet van het broekland in St.-Lambrechts-Herk of van de voorschreven heide.

Opgemaakt ten huize van Aerdt Hermans in Schulen in presentie van Jan Huveners, Henrick Lauerarts junior als getuigen. Ondertekend door Arnoldus Scherpenberch vicarius in Schulen.

 

1627, 18 maart. Blz. 294

Lenardt Van Swarttenbroeck draagt op en kwijt de panden van Sebastiaen Huveners van de 2 rinsgulden jaarlijks zoals hij op het voorschreven erf, waarvan hij hem op heden de naderschap heeft bekend, trok. Lenardt is van alles voldaan: van het kapitaal en de verlopen. Sebastiaen is met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 18 maart. Blz. 295

De meier heeft, in navolging van het vonnis dat vandaag werd gegeven door de schepenen, het stuk erf opgedragen beschreven in de volgende gichte die 'indebite' (fout) in de Brabantse bank is gepasseerd. Verkocht aan Peeter Neelens voor de som daar beschreven. Peeter Neelens is ter gichte gekomen. Na aftrekt van de lasten die in mindering van de koopsom komen, zijn de pontpenningen 3 gulden 11 stuivers. Hierna volgt de Brabantse gichte van Lummen buiten vrijheid.

In 1613 op 21 september verscheen voor recht frater Francois Smeets pater van het godshuis van de Bogarden in Diest en hij heeft de rente vernieuwd van 3 gulden en 10 stuivers jaarlijks zoals de pater jaarlijks trekt op een stuk broek in Coorssel gelegen, genaamd 'het Hencken Brouck', grenzend Jan Reynders aan 2 zijden, Jan Valenteyns 3) en Peeter Pelsers 4). Deze betreft een kapitaal van 50 gulden eens in Brabants gangbaar. Bij het afleggen moet hetzelfde geld gegeven worden en met volle rente die valt op Sint-Martinus en voor het eerst in 1613. Die rente moet los en vrij van beden en lasten betaald worden, zonder uitzondering. Indien er in de toekomst een andere originele gichte hiervan gevonden wordt, wenst de pater dat die gichte met deze renovatie zal teniet zijn.

1627, 18 maart. Blz. 295v

De voorgenoemde pater heeft het voorgaande broek opgedragen aan Francois Laps als erfgenaam van Bonaventura Binnemans die het broek aan de pater

purgeerde mits hij zijn kosten van evictie betaalt die de pater betaalde aan de H. Geest van Coorssel. De pater doet er afstand van en Francois is met recht tot de gichte gekomen.

1627, 18 maart. Blz. 296

Francois Laps heeft het voorschreven broek opgedragen aan Peeter Neelens voor 158 gulden Brabants eens mits aan deze som alle lasten in mindering komen. Moeten betaald worden aan de Bogarden in Diest 50 gulden eens en 37,5 gulden eens aan de Armen van Coorssel. Francois heeft de overige som volledig ontvangen en hij doet afstand van het goed. Peeter Neelens is met recht tot de gichte gekomen. Onder deze kopij stond dat ze overeen kwam met het origineel en daarvoor tekende Arnoldus Dries secretaris.

 

1627, 26 maart. Blz. 296v

Joannes Alenus, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Peeter Vanden Kerckhoff, kwijt de panden van Aerdt Hermans van 30 stuivers jaarlijks zoals hij daarop trok. Zowel het kapitaal als alle verlopen ervan zijn voldaan. Aerdt Hermans is ter gichte gekomen.

De procuratie.

Op 12 april 1627 verscheen bij de notaris Peeter Vanden Kerckhove en hij heeft geconstitueerd en machtig gemaakt mits deze akte mr. Jan Alen om in zijn naam te verschijnen voor de schepenen van Lummen en daar te kwijten de panden van Arnold Hermans, gelegen in Schuelen, van de 30 stuivers jaarlijks die Peeter erop trok. Peeter ontving het geld. Zijn afgevaardigde moet alles doen wat nodig is en Peeter zal alles als vaststaand beschouwen wat hij zal doen. Getuigen: Willem Oliviers en Robert Bosmans. Was ondertekend door Lambertus Vaes notaris.

 

1627, 28 april. Blz. 301v

Gielis en Jan Leuyten en Henrick Van Loven/Leuven als man en momber van zijn huisvrouw Dimpna Leuyten releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof 'opt Schurmans Eynde' gelegen, grenzend Dierick Palmarts aan 2 zijden, sheeren straet 3) en Lenardt Van Swarttenbroeck 4); nog een stuk broek genaamd 'het Lanck Beempdeken', dat grenst aan Willem Kannarts 1), de Laeck 2); nog een half boender broek 'opden Heuyven Bampt' gelegen, die grenst aan mr. Wouter Taelmans 1), de Laeck 2), Lenardt Van Swarttenbrouck 3); nog een beemdje 'opden Molenwech' gelegen, dat grenst aan de erfgenamen van Peeter Moestermans 1), de Laeck 2) en 'den Molenwech' 3); nog een stuk land aan 'de Ruye Heyde', dat grenst aan de straat aan 2 zijden, Looich Stapparts 3); nog een heike in Reu gelegen, dat grenst aan de zusters van Hasselt 1), de straat 2). Gielis is voor hem en voor zijn medegeringen (consorten) met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 28 april. Blz. 302

Gielis Leuijten en Henrick Van Leuven hebben in naam van hun halfbroer Jan Leuijten het versterf gereleveerd dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: een stukje land met een huisje aan 'de Stappen Heyde' gelegen, grenzend Jan Corthouts 1), Jan Iven 2) en sheeren straet aan 2 zijden; nog 3 rinsgulden jaarlijks die staan op huis en hof die nu toebehoren aan Henrick Swyns der Jonghen. Gielis Leuijten en Henrick Van Loven zijn in de naam van Jan Leuijten ter gichte gekomen.

 

1627, 28 april. Blz. 302v

Aerdt Clocluyders draagt op aan zijn broer Peeter Clocluyders het vierde part van een stuk broek onder Schulen gelegen, genaamd 'het Vincken Boender'. Het geheel broek grenst Aerdt Fredrix 1), 'die Crieckels Laeck' 2), Mattees Stapparts 3), Steven Ceysers of Leyten 4). Verkocht voor 50 rinsgulden eens, die Aerdt ontvangen heeft. Het goed is niet belast, godspenninck 3 stuivers, leycoop volgens de hoofdkoop in het leen 'voor stadthelder ende leenmannen des princen van Leuijck' gedaan, waar het goed ook sorteert. Peeter Clocluyders is ter gichte gekomen met recht.

 

1627, 28 april. Blz. 303v

Peeter en Jesper Smeets releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun neef Jesper Smeets: een stuk broek in Coorssel gelegen, genaamd 'den Meygoor', palend O Jan Beckers, W de schans; nog een stuk land genaamd 'het Boven Block', dat grenst aan Bernardt Cheysens O, W Jan Huveners. Peeter Smeets is voor hem en voor Jesper Smeets met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 28 april. Blz. 305

Geert Claes draagt op aan Jan Moons zoon van Berttel een stuk broek in Oversloo gelegen, genaamd 'den Baten Beempt', grenzend Andries Seysens 1), de prelaet van Everber (Averbode) 2), Jan Huveners 3) en 'die Alde Beeck' 4); nog een stuk land genaamd 'den Coneyns Gracht', dat grenst aan Jan Van Postel 1), 'die Paelmans Hoeff' 2), Jan Beckers 3) en 4), als pand voor 7 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks met valdag op 'Sinxen' (Pinksteren) en voor het eerst in 1628. Af te leggen met 150 rinsgulden eens in geld zoals dan gangbaar zal zijn en met rente volgens de tijd. Jan is met recht tot de gichte gekomen. Jan heeft pontgelt en hofrechten betaald. Geert staat garant voor een goede gicht.

 

1627, 28 april. Blz. 305

Matteys, Jan, Maria, Heylwich, Mattees en Aerdt Convents releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk broek genaamd 'het Stalblock', grenzend de erfgenamen van Matteys Seysens 1), Machiel Beckers 2), 'die Veltstraet' 3), Matteys Claes 4); nog 3 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks aan panden van Thomas Reymen onder Coorssel gelegen. Aerdt Convents is in de naam van de voorschreven kinderen met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 28 april. Blz. 306

Matteus Aerdts kwijt de panden van Geert Cox, namelijk een weide sorterend half onder Berbrouck en half onder Schulen, van 8 rinsgulden jaarlijks die Mattees daarop trok. Mattees is voldaan van het kapitaal en alle verlopen.

 

1627, 26 mei. Blz. 306

Blasarus van Haut releveert het goed dat hem bij het huwelijk is overgegeven met zijn huisvrouw Anna Pauwels zaliger door Heuybrecht Hauben waar nu onlangs als tochtster Maria Hauben is uitgestorven: een beemd genaamd 'den Meygoor', grenzend Jan Beckers 1), Corst Reuyters 2), de schans 3) en sheeren straet 4). Blasarus is met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 26 mei. Blz. 306v

Mr. Wouter Taelmans scholtis in Herck heeft het versterf gereleveerd dat hem met zijn medegeringen is aangekomen na de dood van Charles Hacken: 3 sillen land gelegen onder Schulen, grenzend mr. Wouter Taelmans 1), Jan Schabben 2), dat Hacken voorschreven heeft verkregen met zijn huisvrouw Johanna Christiani van Jan Vanden Biesemen en consorten. Mr. Wouter is voor hem en voor zijn metgeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 10 juni. Blz. 306v

Jan Beckers releveert in de naam van zijn zoon Jan Beckers het legaat dat hem door testament gelaten is door Haubrecht Hauben zaliger, waar Maria Nielens als tochtster nu onlangs is uitgestorven: 'den Achtersten Baten Beempt' gelegen in Coorssel 'int Bovenbroeck', grenzend Jan Robyns O, Nicolaes Jans erfgenamen W, Christiaen Claes N. Jan Beckers is voor zijn zoon ter gichte gekomen.

 

1627, 10 juni. Blz. 307

Vincent Seysens en Aerdt Stevens in naam van zijn kinderen, namelijk Matteys, Heylken en Leysken Stevens, releveren het legaat dat hen is gemaakt door het testament van Heuybrecht Hauben zaliger en waar Maria Nielens onlangs als tochtster (vruchtgebruikster) is uitgestorven: een stuk broek 'int Boven Broeck' in Coorssel gelegen, genaamd 'den Vorsten Baten Beempt', grenzend de straat Z, 'den Achtersten Baten Beempt' N. Vincent en zijn consorten zijn ter gichte gekomen.

 

1627, 10 juni. Blz. 307

Frans Sentens, Margriet Reynders en Elisabeth Sentens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Maria Neelens zaliger, hun nicht: een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'die Alde Hoeff', grenzend Mertten Kenens W, Peeter Leysen O, des heeren straet aan 2 zijden; nog de helft van een beemd gelegen in 'de Peers Beempden'. Frans Sentens is voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte gekomen.

 

1627, 21 juni. Blz. 307v

Blasarus Van Haut en Jan Van Haut releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Heuybrecht Hauben, waar Maria Nielens onlangs als tochtster uitgestorven is: de helft van een beemd gelegen in 'de Peersbeempden' waar Frans Sentens de andere helft in heeft gereleveerd en verder al hetgeen hier sorteert. Blasarus met zijn broer zijn ter gichte gekomen.

 

1627, 22 juni. Blz. 308

Peeter Zijbrechs als geconstitueerde en gemachtigde van zijn schoonzoon Jan Lemmens 'reuijter onder den Ritmeester Bergaigni in garnisoen liggende binnen der Stadt Heusden' volgens akte van procuratie gepasseerd voor burgemeesters en de raad van de stad Heusden van 12 april 1627 hierna geregistreerd, heeft opgedragen aan de kinderen van Ceun Bogarts, namelijk Peeter, Henrick, Maria, Anna, Agnees en Christina Schepers, verwekt door haar man Henrick Schepers zaliger en ook aan het kind van haar zoon Laureys Schepers genaamd Laureys Schepers het 7de deel dat hen toekomt in een hofstede, gedeeltelijk weide en zaailand en verder bos. Dit is gelegen in Worp bij Wuestherck. Het grenst Jan Lenardts 1), Peeter Bogarts kinderen 2). Ze staan garant met hun persoon en alle andere goederen zonder uitzondering als pand en onderpand voor 10 rinsgulden jaarlijks, aan 5%. De rente staat af te leggen met gelijk geld, namelijk 200 gulden in waarde zoals het geld bij de kwijting hier koers en loop zal hebben met rente 'naer advenant vanden teyde'. Tot meer zekerheid draagt Peeter Sybrechs met Anna Bogarts zijn aanwezige en instemmende huisvrouw hun deel en gerechtigheid op van de voorschreven goederen als medepand voor de genoemde rente omdat Peeter Sybrechts deze 200 gulden ontvangt tot betaling van een schuld die staat aan de rentmeester hier te betalen. Hij belooft dat als hij de schuld aan de rentmeester zal voldaan hebben, dan moet hij de panden van de constituant los maken van deze rente en moet hij daarvoor jaarlijks 50 gulden consigneren in handen van Joachim Dekens borger van Diest ter concurrentie van de 200 rinsgulden. Valdag van deze rente is jaarlijks op Sint-Jansdag en voor het eerst in 1628. Peeter Sybrechts heeft pontgelt en hofrechten betaald. Ceun Bogarts is met recht in de naam van haar kinderen en ook in de naam van het kind van haar zoon voorgenoemd met recht ter gichte gekomen. Solvit pontpenningen 10 gulden.

De procuratie.

De borgemeesters en de Raad van de stad van Heusden doen konde dat voor hen verscheen Jan Lemmens, dienend voor ruiter onder de compagnie van de heer ritmeester Bergaigne die in deze stad in garnizoen ligt. Jan constitueert en maakt machtig Peeter Sybrechs wonend in Westherck, zijn schoonvader, om met zijn instemming en met instemming van Jacop Anthonisen wonend in Diest als man en voogd van Maijke Lemmens die haar sterk maakt voor Willem en Peeter Lemmens en tevens voor Agnes Lemmens die nog minderjarig is, om op intrest of rente te mogen lichten een som van 400 carolusgulden om door zijn schoonvader gebruikt te worden tot betaling en aanzuivering van schulden die door hem in zijn tegenwoordig huwelijk met Anna Bogarts, moeder van de voorschreven comparant, gemaakt zijn. Voor de verzekering van deze 400 gulden en de rente mag Peeter een hofstede verbinden, gedeeltelijk zaai- en weideland en verder bos, zoals het gelegen is in 'Wurrip' buiten Westherck. Het goed is gekomen van Peeter Bogardts en grenst Jan Lenardts 1), de kinderen van Peeter Bogardts 2). Peeter mag tevens zijn persoon en al zijn andere goederen zonder uitzondering mee verbinden. Peeter mag in de naam van Jan alles doen wat volgens het gerecht van de plaats nodig is en of Jan zelf zou aanwezig zijn. Jan zal goedkeuren wat er gebeurd is. De schepenen van de stad Heusden hebben hun zegel, dat dagelijks gebruikt wordt, doen drukken op het spatum op 12 april 1627. Getekend J. Van Haereten en daar onder was het zegel gedrukt in groene was. In het begin van de akte stond nog een zegel gedrukt en daar onder stond geschreven A. Van Haren 1627.

(Enkel Heusden in Nederlandse provincie Noord-Brabant is/was een stad, een vestingstad gelegen aan de Maas.)

 

1627, 01 juli. Blz. 311

Matteys Vanden Hove, uit kracht van testament aan hem gemaakt door zijn huisvrouw N. Srayen en dat vandaag voor deze schepenen is geproefd, draagt op aan Peeter Witters een stuk erf gelegen 'int Ceyffvenne', grenzend Lenardt Witters 1), Lambrecht Witters 2), de prelaat van Everber (Averbode) 3), de gemeynen heyde 4), voor 330 gulden, leycoop naer landtcoop, godspenninck 7 stuivers 1 ort. Het is enkel belast met cijns aan de heer. Betaald. Peeter Witters is met recht tot de gichte gekomen. Solvit de koper het half uitkomen 21 stuivers.

 

1627, 01 juli. Blz. 311v

Jan Pauwels en Peeter Van Haut hebben het legaat gereleveerd dat hen is gemaakt door het testament van Heuybrecht Hauben, waar onlangs Maria Neelens als 'tuchtersse' uitgestorven is: een stuk erf genaamd 'den Meygoor' onder Coorsel gelegen. De partijen zijn ter gichte gekomen 'onbeleth een yders goet recht'.

 

1627, 01 juli. Blz. 312

Maria Wouters, in aanwezigheid van haar momber Jan Cox, draagt op aan Lenardt Vandereycken een stuk land genaamd 'die Helle' in Schuelen gelegen, grenzend des heeren straet 1), de erfgenamen van mr. Jan Neven 2), Henrick Lavarts 3), als pand voor 6 gulden jaarlijks met valdag op St.-Jansdag. Af te leggen met 100 gulden Brabants in stukken van creuysdaelders zoals ze dan zullen gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Lenardt is met recht tot de gichte gekomen. Solvit leycoop 20 stuivers, godspenninck 1 stuiver.

In 1630 op 21 maart kwijt Lenardt Vander Eycken aan Peeter Tielens als man en momber van Maria Wouters deze rente. Lenardt ontving het kapitaal met de verlopen ervan.

 

1627, 01 juli. Blz. 312

Peeter Nelis draagt op aan Lenardt Witters van Hechtel een stuk erf gelegen bij Spipelspade aan de hof, grenzend Matteys Claes O, Matteys Vanden Hove W, de gemeyn heyde Z, voor 115 creuysdaelders in stukken, leyfcoop naer landtcoop en godspenninck 4 stuivers. Conditie is dat Peeter Nelis voor dit jaar in het voorschreven stuk zal mogen 'torven' voor zijn gebruik. Lenardt Witters is ter gichte gekomen met recht. Peeter is betaald. Pontpenningen 16 gulden 13,5 stuivers.

 

1627, 15 juli. Blz. 317v

Willem Teulleners, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aerdt Vander Eycken zoals hij zei, draagt op aan Willem Bollen de 5 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op panden van Quinten Huveners onder Schulen voor 100 rinsgulden eens, leycoop 30 stuivers, godspenninck 2 stuivers. Aerdt Hermans is in de naam van Willem Bollen met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 10 juli. Blz. 318v

Hierlangs staat de letter A. (Zie blz. 316)

Henrick, Christiaen, Jan Gielis en Maria Pouwels hebben het versterf gereleveerd dat hen is aangekomen na de dood van hun zuster Cecilia Pouwels: huis en hof gelegen 'opden Pleijn', grenzend sheeren straet 1), mr. Jan Fabricius aan 2 zijden en de erfgenamen van joncker Nicolaes de Voecht 4). Henrick Pauwels met Willem Brugmans als mombers van de voorschreven kinderen zijn in de naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1627, 10 juli. Blz. 319

Hier staat ook de letter A naast en deze twee gichten moeten een plaats hebben tussen de eerste en 15 juli.

Jan Hermans, met instemming van zijn huisvrouw Elisabeth Stapparts, draagt op aan Jan Huveners het vierde deel van een stuk broek genaamd 'het Sleuysken'. Het geheel grenst Jan Huveners aan 2 zijden, de Laeck 3) en 'het graeffwerck' 4). Verkocht voor 45 rinsgulden boven alle lasten die erop uitgaan. Betaald. godspenninck 1 stuiver, leycoop naer landtcoop. Conditie is dat omdat ook Lenardt Van Swarttenbroeck een vierde part in hetzelfde broek verkocht heeft, indien hem daarvan een gerechtigheid toekomt, 'dieselve reserveert te moghen versoecken'. Jan Huveners is met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 02 september. Blz. 319

Frans Sentens draagt op aan Lambrecht Schepers en Henrick Reynders het erf of de erven vermeld in de volgende notariėle akte en volgens de prijs en voorwaarden daar. Lambrecht Schepers en Henrick Reynders zijn met recht tot de gichte gekomen. Omdat delen van dit goed Brabants zijn, is hetgeen hier sorteert geraamd op 200 gulden Brabants. Op 28 oktober 1628 heeft Frans Sentens bekend dat hij van deze koop voldaan is.

De akte.

Op 13 augustus verschenen voor de notaris Lambrecht Schepers en Henrick Reynders. Ze bereikten een akkoord over de koop van erven van Frans Sentens, die aan Frans gemaakt zijn door het testament van Maria Nielis zaliger. Voor zijn deel van het versterf geven ze hem de som van 450 gulden boven alle lasten, los en vrij. Voorwaarde is dat de kopers de som van 200 gulden zullen geven op de gichte en de rest op deze datum over een jaar. Voor een drinckpenninck' zullen de kopers aan de huisvrouw van de verkoper 2 pattacons geven, die terstond betaald werden en nog een halve ton bier. De verkoper belooft aan de kopers voor een palmslag aan elk 1 dobbelen philippen te schenken, ter waarde van 6,5 gulden. godspenninck voor de 'Ons livevrouwe ter kercken van Coorssel' 12 stuivers een halve en leycoop naer landtcoop. Getuigen: Peeter Beckers, Matteys Vanden Hove. De akte was ondertekend door Christiaen Clasens notaris.

 

1627, 02 september. Blz. 320v

Philips Vander Voort man en momber van Maria Van Herle, Jan Aerdts man en momber van Dinghen Van Herle, Mattees, Jan en Willem Van Herle en Aerdt Van Herle, Lambrecht Grauwels man en momber van Elisabeth Van Herle, Machiel Becken man en momber Cattlyns Van Herle releveren het versterf dat hen na de dood van hun ouders is aangekomen: een bleuxke in Soul gelegen, grenzend Jan Leyten 1), de straat 2), Sebastiaen Huveners 3); nog 1 gulden jaarlijks aan panden van Peeter Stessens; nog een stuk land 'opt Donder Velt' gelegen, grenzend Jan Christiaens 1), Jan Swinnen 2), de erfgenamen van Mattees Windtmolders 3); nog een eeuwit in Schulen 'in Reue' gelegen dat grenst aan de erfgenamen van Jan Gatis aan 2 zijden, Cattleyn Vander Heirstraten 3). Philips is voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte gekomen met recht.

 

1627, 02 september. Blz. 321

Vranck Corselius draagt op aan Aerdt Convents de helft van 'het Swevers Drieske' in Coorssel gelegen, grenzend des heeren straet 1), Jan Huveners 2), Mattees Vanden Eerdenwech erfgenamen. Verkocht voor 150 rinsgulden eens. Vranck ontving het geld. Het goed is los van lasten op grondcijns aan de heer na. Vranck staat garant voor een goede gicht. Convents is niet aanwezig en daarom wenst Vranck dat Aerdt deze gicht uit des heeren hand kan halen als het hem belieft. Corselius protesteert dat hij in persoon moet verschijnen en voor de kosten voor de constitutie voor notaris Sigers.

 

1627, 16 september. Blz. 321v

Peeter Leysen, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Jan Sigers cum suis en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Aerdt Convents de helft van een stukje erf in Coorssel gelegen, genaamd 'het Swevers Drieske', voor 150 rinsgulden. Alles gebeurt volgens de condities hieronder. Aerdt Convents is mrtc.

De procuratie.

27.07.1627 voor de notaris verschenen Franco Corselius voor een helft en Jan Sigers zoon van Nicolaes en Jan Cristijns als momber van zijn aanwezige huisvrouw die zich beiden sterk maken voor haar broeder Claes en Jenneke Sygers, die present is en instemt, zijn wettige kinderen van Isabelle Corselius zaliger verwekt door Claes Sigers voor de andere helft. Ze hebben samen en apart afgevaardigd en gemachtigd door deze akte Peeter Leysen meier in Coorssel, die aanwezig is en aanneemt, om voor de justitie van de graven vander Marck in Lummen op te dragen een driesje genaamd 's'Wevers Driesch'. Dit grenst Jan Huveners 1), Mattys Huets 2), sheeren straet 3) en Peeter Smeets 4). Het is enkel belast met sheeren grondcijns. Ze staan garant voor meer lasten. Leysen moet het opdragen aan Aerdt Convents en hem in hun plaats stellen. Ze hebben 300 gulden ervoor ontvangen. Wat Leysen doet, zullen ze goedkeuren en van macht houden. Opgemaakt binnen Hasselt in 'den Gulden Valck' op de markt gelegen. Getuigen: Fransoos Goesens, Aerdt Stevens van Coorssel en Jan Brouckmans van Hasselt. Ondertekend door J. Robertus Siegers notaris. In de marge stond 'Siegers approbo'.

Handschrift.

Jan Sygers bekent dat hij ten volle voldaan is vanwege Aerdt Convents alias Stevens. 10 september 1627. Ondertekend 'Jan Siegers' en nog met 'tis alsoo Jan Cristeyns'.

 

1627, 16 september. Blz. 324v

Peeter Leysen releveert voor hem zelf en voor zijn broer heer Jan Leijsen het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een beemd genaamd 'den Boven Beempt' en al hetgeen hier sorteert. Peeter is voor hem en voor zijn broer met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 16 september. Blz. 324v

De kinderen van Jan Gatis van Schulen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schulen gelegen, grenzend de straat 1), de zusters van Hasselt 2) en 3), Antonis Lieffsoens 4); nog een sille broek 'opt Reuer Brouck', grenzend Ambrosius Reynders 1), 'die steghe' 2), Jan Christiaens 3) en Jan Weyens 4); al hetgeen hier sorteert. Jacop Smeets en Geert Bolgrij zijn in de naam van de kinderen voorschreven met recht tot de gichte gekomen.

 

1627, 27 oktober. Blz. 326

Jan, Enneke, Leysbeth en Maria Gielis en Jan Corthouts man en momber van Cattleyn Gielis dragen aan hun broer Godfroij Gielis al hun rechten en erfelijkheid op die hen samen toebehoren in een stuk erf in Schulen gelegen, genaamd 'die Schomme', grenzend Jan Pondtmans 1), mr. Wouter Taelmans 2), de straat 3), voor 30 rinsgulden eens boven de lasten. Dat zijn 10 halster en 3 derde delen koren jaarlijks aan de H. Geest van Lummen.

Enneke voorschreven is geassisteerd door haar momber Marcelis Robeyns, Elisabeth met haar momber Jan Pondtmans, Maria met haar momber Jacop Waghemans. De 30 rinsgulden eens zal Jan Corthouts als man en momber heffen voor zijn deel vermits de andere medegeringen door Godfroy Gielis in de hoff van Wauwenroey in Herck of in Stevort voldaan zijn op deze datum. Godfroij kan de 30 gulden niet dadelijk betalen en hij belooft Corthouts daarvoor 30 stuivers jaarlijks te gichten. Godfroij Gielis is met recht ter gichte gekomen.

De bovengeschreven partijen hebben uit goede gunst aan hun broer Godfroij het huis gegeven dat op de Sint-Jorisschans staat in Schulen, maar Corthouts zal de huur ervan van dit jaar trekken.

 

1627, 04 november. Blz. 328

Jacop Wagemans, uit kracht van testament aan hem gemaakt door Maria Lemmens dat op heden hier is geproefd, draagt op aan de kinderen van Frans Stapparts huis en hof in Schuelen gelegen 'opde Stappe', grenzend Jan Corthouts 1), 'den Staphoff' 2), Jan Wagemans 3) en de straat 4), als pand voor 2 gulden 10 stuivers jaarlijks met valdag op Sinte Marttens dag en voor het eerst in 1628. Af te leggen met 40 rinsgulden eens in lopend geld. Het geld is gekomen van een stuk broek genaamd 'het Sleuysken' aan Jan Huveners verkocht. Lenardt van Swarttenbroeck is als momber van de voorschreven kinderen ter gichte gekomen met recht. Jacop heeft pontgelt en hofrechten betaald.

 

1627, 18 november. Blz. 330v

Scheiding en deling tussen de erfgenamen van Jan Leuijten.

Op 25 augustus 1627 verschenen de erfgenamen van Jan Leuyten zaliger bij de notaris om hun patrimoniegoederen te delen. Het zijn Jan Leuyten de zoon van Jan Leuyten voorschreven, Dinghen Luten, en Gielis Luten. Ze hebben in tegenwoordigheid van goede lieden als volgt gedeeld.

Jan Leuyten, als oudste zoon, bleef huis en hof gelegen onder Schuelen op 'het Schuermans Eynde' en een weike aan de Laeckbrug gelegen. Dit deel is belast aan de kerk van Lummen met 3 gulden Brabants jaarlijks; in Hasselt aan het zusterklooster met 25 stuivers Brabants en met een capeuijn aan de landheer. Daar boven zal hij nog jaarlijks aan zijn zuster Dinghen 4 gulden 5 stuivers Brabants geven en aan zijn broer Gielis Leuyten 6 gulden 5 stuivers Brabants. Mocht hij na enige tijd van deze lasten willen ontslagen zijn, dan zal hij die mogen kwijten met 'den penninck twintich' (5%).

Het tweede deel is gebleven aan Dinghen Leuyten: 'den Bodem' gelegen over 'die heerbane'; nog 'het Lackbeempdeken' dat belast is met 2 gulden en 2 stuivers Brabants jaarlijks aan de kerk van Berbroeck. Hier tegen krijgt dit deel 2 gulden Brabants die deze erfgenamen trekken op huis en hof van Philips Vander Voert in Berbroeck in het dorp gelegen. Bovendien zal dit deel nog trekken van het eerste deel zoals voorschreven is.

Het derde deel bleef aan Gielis Leuyten: een huis op de schans en een heike gelegen aan 't Reuer Heycken' en nog twee heidekens. Het ene is gelegen achter huis en hof van de erfgenamen van Jan Gathis en het ander is onder Sourle gelegen en grenst 'het Poppen Goedt'; nog een stuk broekland gelegen op 'den Hauuen Bampt'; nog 4 gulden Brabants jaarlijks die staan op een huis in Hasselt en daarbij nog de 6 gulden 5 stuivers jaarlijks die hij van het eerste deel moet krijgen. Deze deling gebeurde in het huis van Jan Leuyten.

Vervolgens heeft Jan Leuyten afgevaardigd en volmacht gegeven aan zijn neef meester en heer Jan Vander Eijcken, pastoor in Cermpt, om in zijn naam deze deling voor de schepenen van Lummen te laten registreren en er wederzijds afstand te doen van elkaars deel. Opgemaakt in presentie van Jan Van Damme en Margareta Ceusters als getuigen. Attestor Arnoldus Scherpenberch vicarius in Schuelen.

Op 18 november 1627 heeft heer en meester Jan Vander Eycken, als afgevaardigde van Jan Leuyten, Gielis Leuyten en Henrick Van Loven als man en momber van zijn huisvrouw Dinghen Leuyten, in hun plaats afstand gedaan van elkaars deel van hun deling.

 

1627, 02 december. Blz. 331v

Marge: Schelenhoff.

Isabella, Cattleyn, Peeter en Adam Neven, de kinderen van Peeter Neven van Herck, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: de helft van 7 sillen land 'opt Breuynincx Velt', grenzend de heren van Rumunde 1), Isaack Roelandts 2), mr. Jan Alenus erfgenamen 3) en de erfgenamen van Peeter Bogardts 4). Peeter Convents is als momber van de voorschreven kinderen met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 13 januari. Blz. 333v

Nicolaes Mennekens als man en momber van Elisabeth F'froyen en ook in de naam van de moeder van zijn huisvrouw Maria Meyen releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Jan Meyen: een beemd in Coorssel gelegen, genaamd 'het Heuycken Brouck', dat grenst aan Jan Reynders aan 2 zijden, Jan Valenteyns 3) en Peeter Pelsers 4). Mr. Nicolaes Mennekens is in de naam voorschreven ter gichte gekomen.

 

1628, 13 januari. Blz. 334

Hendrick Vander Eycken, uit kracht van constitutie hierna geregistreerd, draagt op aan Dierick Palmarts 30 stuivers jaarlijks volgens de onderstaande conditie voor 30 rinsgulden eens. Palmarts is met recht tot de gichte gekomen.

De constitutie.

Op 4 januari 1628 verscheen Lenardt Vander Eycken bij de notaris en hij verklaarde dat hij met deze akte afstand doet en transporteert aan Theodorick Palmarts 30 stuivers jaarlijkse rente die staat geaffecteerd op panden van de erfgenamen van Joannes Schabben gelegen in Schuelen. Valdag op St.-Jorisdag. Lenardt ontving zijn geld, leycoop naer landtcoop, godspenninck 1 stuiver. Om deze verkoop te laten wettigen voor competente rechters vaardigt Lenardt voorschreven zijn broer Hendrick Vander Eycken af, en iedereen die deze akte zal brengen, om al het nodige daarvoor in zijn naam te doen. Hij stemt in met alles wat zijn constituant zal doen en het is onherroepbaar. Getuigen: Jan Roelandts en Jan Hockerseel. Attestor Lambertus Vaes, notaris.

 

1628, 08 februari. Blz. 334v

Reynder Van Schoonbeeck als man en momber van zijn huisvrouw Geertreuyt Calen draagt op aan Peeter Poelmans een erf op 'de Goorceuylen' gelegen, genaamd 'die Brandteyck', dat grenst 'die Sloots' 1), Griet Spiesmans 2), Oriaen Minbiers 3), zoals het aan Reynder door deling is gevallen. Verkocht voor 6 reyxdaelders en een halve. Betaald. Leycoop naer landtcoop, godspenninck 1 stuiver. Peeter is ter gichte gekomen met recht.

 

1628, 10 februari. Blz. 335

Jacop Wagemans draagt op aan Jan Corthouts huis en hof in Schuelen, groot 6 vaten zaaiens ongeveer, gelegen 'opde Stappe', grenzend Jan Corthouts 1), 'die Stappen Heyde' 2), de erfgenamen van Jorden Jordens 3), de straat 4), als pand voor 3 gulden jaarlijks met valdag jaarlijks op 'licht dach' (Lichtmis). Af te leggen met 50 rinsgulden eens in geld zoals dan zal gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Corthouts is met recht tot de gichte gekomen. Corthouts heeft het pontgelt en de hofrechten betaald en als leycoop 20 stuivers, godspenninck 1 stuiver. Deze rente heeft Jacop gehaald omwille van het testament van zijn huisvrouw Maria Lemmens, dat hier werd geproefd in 1627

 

1628, 10 februari. Blz. 335v

Jan Van Postel en mr. Vincent Seysens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een uuytfanck aan de schaapskooi in Stal gelegen aan de wijer van de abt van Everbeur en nog een uuytfanck aan huis en hof ook in Stal aan deze wijer gelegen en al hetgeen hier sorteert. Jan van Postel is voor zichzelf en voor zijn medegeringen met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 10 februari. Blz. 336

Reynder Sweyns cum suis, kinderen van wijlen Joris Sweyns, releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land genaamd 'den Laerman'; nog een stuk land genaamd 'het Bossch Landt', samen in Schuelen gelegen. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 24 februari. Blz. 336

Jan Van Loven releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van de ouders van zijn huisvrouw: huis en hof in Schuelen; nog een stuk broek genaamd 'het Roust'; nog 'het Cleyn Bosch Landt'. Jan is ter gichte gekomen met recht.

 

1628, 24 februari. Blz. 336v

Peeter Witters draagt op aan Geysen Dierix een stuk land onder Coorssel gelegen voor de deur van Jan Meyntens, dat grenst aan de straat W, zijn eigen erf O, de erfgenamen van Catharina Dierix Z, als onderpand voor 10 gulden jaarlijks waarvan de hoofdgichte vandaag is gebeurd in het Brabants. Eventueel kan Geys daaraan zijn verhaal hebben.

 

1628, 24 februari. Blz. 336v

Peeter Witters en Vincent Seysens als mombers van de kinderen van Aerdt Stevens, genaamd Matteys, Heylken en Lijsbeth Stevens, dragen op aan Heuybrecht Didden een stuk broek geheten 'den Vorsten Baten Beempt', gelegen in Coorssel. Het grenst Claes Jans erfgenamen W, de erfgenamen van Anna Moons O, sheeren straet Z, Jan Beckers N. Verkocht voor 230 gulden, leycoop naer landtcoop, godspenninck 3 stuivers. Heuybrecht Didden is met recht tot de gichte gekomen. De mombers ontvingen het geld en ze staan er garant voor dat het goed los en vrij is van lasten met uitzondering van sheeren grondcijns. Ze staan garant voor een goede gicht.

 

1628, 24 februari. Blz. 338v

Ambrosius Vander Eycken heeft opgedragen, uit kracht van de procuratie hierna vermeld aan hem gegeven door zijn broer Aerdt Vander Eycken, aan heer Jan Vander Eycken, pastoor van Kermpt, het stuk land beschreven in de conditie en zoals het daar beschreven is. Heer Jan is met recht tot de gichte gekomen.

De constitutie.

In 1628 op 23 februari verscheen voor de notaris, die ook secretaris is van het gerecht van de stad Hasselt, Aerdt Vander Eycken, geboren in Schuelen, die tegenwoordig 'peerdereuyter' is onder 'die moghende staten van Hollandt Zeelant en binnen Nijmegen'. Hij heeft opgedragen door deze akte een stuk land gelegen in Schuelen, genaamd 'den Wayenberch', met zijn toebehoren van grachten en houtwas. Onbelast op heeren grondcijns na. Opgedragen aan de eerwaarde heer Johan Vander Eycken, pastoor van Kermpt en zijn broer, die de koop accepteert. Hij mag het goed dadelijk aanvaarden. Aerdt ontving van zijn broer 125 gulden Brabants eens en stelt hem in zijn plaats. Aerdt vaardigt zijn broer Ambrosius af, die in Schuelen woont, om in zijn naam het goed op te dragen voor competente rechters aan zijn broer heer Jan. Opgemaakt binnen Hasselt 'int Paradeijs' in presentie van Willem Bollen en Aerdt Schaffs borgers van Hasselt. Ondertekend door Henricus Gielkens notaris en secretaris.

 

1628, 24 februari. Blz. 339(2)v

Lambrecht Neven, uit kracht van constitutie hierna geregistreerd, draagt op aan Peeter Stessens het erf beschreven in de onderstaande constitutie. Peeter Stessens is met recht tot de gichte gekomen.

De constitutie.

Op 14 februari 1628 verscheen voor de notaris Geert Meynen met zijn huisvrouw Elisabeth Smeets. Ze dragen op aan Peeter Stessens het beemdje onder Schuelen gelegen bij de 'Crieckels Laeck', dat grenst aan 'd'Willems Broeck', Peeter Convents momber van de kinderen van Gregorius Coenens en 'die Crieckels Laeck', voor 15 gulden Brabants eens boven de uitgaande lasten. Het is belast aan Anna Bervoets weduwe van Daneel Happarts met 3 gulden Brabants jaarlijks en met grondcijns. Voorwaarde is dat indien het goed vernaderd wordt, dat Peeter intrest zal krijgen voor zijn geld tegen 6% want hij heeft het geld betaald in presentie van de schepenen. Om de gichte te doen voor competente rechters vaardigt Geert met zijn huisvrouw de oude Peeter Aerdts af en anderen om deze last te aanvaarden. Getuigen: Dierick Palmarts, mr. Lambrecht Neven en Margriet Bolgrij. Was ondertekend attestor Joannes Alenus notaris.

 

1628, 24 februari. Blz. 340v

Matteeuwis van Schoonbeeck draagt op aan Hendrick Pauwels als momber van zijn broer Gielis Pauwels 6 gulden jaarlijkse rente uit een rente van 9 gulden jaarlijks, die Mattees trekt op panden van Melchior Van Schoonbeeck. Hij heeft ervoor 100 gulden Brabants eens ontvangen, godspenninck 1 stuiver, leycoop 20 stuivers. Henrick is in de naam van zijn broer met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 24 februari. Blz. 340v

Melchior Van Schoonbeeck draagt op aan Gielis Pauwels een stuk land genaamd 'den Weyenberch' als pand voor 3 gulden jaarlijks. Melchior ontving ervoor 50 gulden eens. Melchior staat garant voor een goede gicht. Bij afleggen moet dat gebeuren met rente 'naer teyts gelanck' en in geld zoals volgens de valuatie gangbaar is. Valdag op St.Matteysdag. Henrick Pauwels is in de naam van zijn broer met recht tot de gichte gekomen. Gielis heeft pontgelt en de hofrechten betaald.

 

1628, 09 maart. Blz. 346v

Aerdt Stapparts als kerkmeester van Schuelen releveert de rinsgulden jaarlijks de aan de kerk is gegeven door Geert Geerts. Hij staat aan panden van Reynder Pauwels erfgenamen, namelijk aan huis en hof in Schuelen 'opden Pleyn' gelegen, grenzend des heeren straet 1), joncker Nicolaes de Voecht 2) en de erfgenamen van mr. Govart Vanden Roey 3) en 4). Aerdt is in de naam van de kerk ter gichte gekomen. Deze gulden is bekend op 4 maart 1610 als Jan Bleuckmans gicht aan Reynder Pauwels huis en hof.

 

1628, 09 maart. Blz. 347

Geert Claes draagt op aan Paulus Seeuws een stuk broek in Coorssel in Oversloo gelegen, geheten 'den Baten Beempt'. Het grenst de erfgenamen van Andries Moons 1), 'die Roey beeck' 2), Heuybrecht Heuybens erfgenamen 3), Henrick Winnen 4), voor de som van 325 gulden en aan de huisvrouw van de verkoper 4 creuysdaelders voor een kermis, godspenninck 3 stuivers, leycoop naer landtcoop, schrijfgeld van de conditie 29 stuivers. Geert staat garant voor alle uitgaande lasten met uitzondering van sheeren cijns en voor een goede gicht. De koopsom werd betaald in stukken van 'coninx creuysdaelders'. Pauwels is met recht tot de gichte gekomen. De conditie werd niet binnen gebracht.

Op 8 juni 1628 heeft Pauwels Seeuws aan Jacop Weynen de naderschap van deze koop bekend. Pauwels kreeg zijn uitgegeven geld terug. Jacop is ter gichte gekomen met recht.

 

1628, 09 maart. Blz. 347v

Aerdt Van Elsrack zoon van Aerdt is sterfelijke keurman geworden voor het zusterklooster van Sinte Catarynendael binnen Hasselt van hun winning in Schuelen, waar Mertten Bolgry onlangs als sterfelijke keurman is uitgestorven. Nota: de weduwe van Georgij van Edinghen heeft de ceur ontvangen vermits ze vervallen was in Edinghens tijd.

 

1628, 09 maart. Blz. 348v

David Neven, uit kracht van constitutie aan hem gegeven en hierna geregistreerd, heeft opgedragen met voorweten van de heren Augustijnen een stuk land geheten 'den Swanen Bossch' liggend onder Schuelen. Het grenst joncker Aernhem, sheeren straet, mr. Henrick Neven erfgenamen. Draagt nog op een stuk land onder Schuelen gelegen, geheten 'Dondervelt'. Dit grenst Herman Roelandts, Geert Bolgry en het sorteert onder de meier en schepenen van Reckhoven. Deze goederen draagt David q.q. op aan Ambrosius Reynders als man en momber van zijn huisvrouw Maria Jans, die accepteert. Verkocht voor 500 gulden Brabants. Betaald in pattacons die in Brabant geslagen zijn en die volgens de evaluatie in de stad Hasselt gangbaar zijn. Hiermee is 'geassopieert' het proces dat hier aangesteld was door de heren voorschreven, die approbatie willen genieten van het testament van Philips Jans geprofest religieus binnen het voorschreven convent. Dat blijkt uit de rollen hier. Met reserve in de minuut van constitutie gereserveerd. Ze stellen Ambrosius in hun plaats en gerechtigheid van de twee stukken land die o.a. aan hem zijn gelegateerd geweest. Ze staan garant voor een goede gicht met verbintenis van hun goederen waar ook gelegen. Ambrosius is ter gichte gekomen voor zover het hier sorteert.

De constitutie.

Op 11 januari 1628 kwamen de eerwaarde heren pater Nicolaus Balenus supproir van de Augustijnen binnen Diest, geassisteerd met pater Augustinus Pauli en frater Andreas Cleys, die zich sterk maken voor het geheel convent en met volle instemming van de heer provinciaal en met volle volmacht vanwege de heer pater prior van 4 oktober 1627 en 9 januari 1628. Ze verklaarden dat ze overeen kwamen dat ze al hun rechten afstaan die ze hebben tot het kindsgedeelte van frater Philips Jans. Dat gaat om 2 stukken erf onder Schuelen, gelegen. Ze reserveren voor hen een rente van 9 gulden Brabants jaarlijks aan Aert Pelsers. Ze staan hun rechten van de twee stukken af aan Ambrosius Reynders als momber van zijn huisvrouw Maria Jans voor 500 gulden Brabants eens. Ze vaardigen mr. David Neven af om in hun plaats gicht en goedenisse te doen voor competente rechters. Getuigen: Matteys Van Millen en Anna Winters. Was ondertekend J. Winters.

 

1628, 09 maart. Blz. 350

Ambrosius Reynders, met instemming van zijn huisvrouw Maria Jans, heeft opgedragen een jaarlijkse rente met valdag op Driekoningendag. Ze vestigen die 10 gulden op een stuk land geheten 'den Swanen Bossch' onder Schuelen gelegen, dat paalt aan joncker Arnhem, sheeren straet, mr. Henrick Neven erfgenamen. De rest van 15 gulden Brabants jaarlijks vestigen ze op een stuk land ook onder Schuelen gelegen, geheten 'Dondervelt', grenzend Herman Roelandts, Geert Bolgry, 't'gemeyn Dondervelt', hovend onder Reckhoven, zoals hij die goederen heden verkregen heeft van de heren paters van het convent van de Augustijnen van Diest. Hij draagt deze rente op aan het convent van Everbode in wiens naam Jan Winters accepteert. Hij kwam voor het convent van Averbode ter gichte voor de som van 500 gulden Brabants eens in specie van pattacons geslagen door de aartshertogen in Brabant, volgens de valuatie in Hasselt. Binnen het jaar staat deze rente te kwijten met volle rente en buiten het jaar met rente 'naer teyts gelanck', als al de verlopen renten afbetaald zijn. De transportant staat garant volgens het landrecht voor een goede gicht. De onkosten werden betaald door Ambrosius zodat er later niets meer daarvan moet terugbetaald worden. godspenninck 3 stuivers.

 

1628, 23 maart. Blz. 351

Aerdt Stevens, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door zuster Anna Claes, geprofest in het klooster van Sinte Annendael binnen Diest die hierna geregistreerd wordt, draagt op aan Jan Reynders het deel dat Anna heeft in een stuk land in Coorssel gelegen, genaamd 'het Stalblock'. Het grenst sheeren straet O, Michiel Beckers W, de erfgenamen van Mattheys Cheysens N, Peeter Jans Z. Verkocht voor 100 gulden en 2 cruysdaelders voor een doek. De mater van het klooster bekent door haar handschrift dat ze het geld ontvangen heeft. Het land is enkel belast met cijns aan de heer. godspenninck 1 stuiver. Jan Reynders is met recht tot de gichte gekomen.

De procuratie.

Op 1 december 1627 verscheen zuster Anna Claes, novice in het klooster van St.-Annedael binnen Diest, bij de notaris. Ze heeft onherroepelijk geconstitueerd en machtig gemaakt mits deze akte aan Adriaen Adriaens en Aerdt Stevens, inwoners van Coorssel, elk van hen apart om in haar naam haar deel op te dragen in de goederen geheten 'die Stalbloecken' gelegen in Coorssel ter Brabantse aarde en tevens haar deel in de goederen gelegen in Lummen. Verkopen aan de hoogste bieder en transporteren aan de kopers. Het geld dat ervan komt, moeten ze in Brabants geld binnen Diest kosteloos en schadeloos aan zuster Anna Claes leveren. Ze moeten kwijting geven van hun ontvangst en de kopers gichten in de goederen en in haar naam garantie geven. Ze moeten alles doen wat zij zou doen indien ze aanwezig zou zijn. Al wat haar geconstitueerde gedaan heeft, belooft ze als vaststaand te houden. Ze moeten een rekening opmaken. Gepasseerd binnen Diest in presentie van joncker Ingelbert van Bouckhout en Jan Ruelens als getuigen. Naast de handtekening van notaris F. Leonarts stond de handtekening van Anna Claes.

Het handschrift van de overste.

De ondergetekenden bekennen dat ze door Jan Reynders betaald zijn van de verkoop van het gedeelte van 'het Stal Block' van Anna Claes, die tegenwoordig gekleed is in het convent van St.Annen dael binnen Diest. Actum 23 februari 1628. Was ondertekend zuster Catharina Reynders als moeder en nog zuster Catharina Gorer 'procuraters'.

 

1628, 23 maart. Blz. 354

Andries Vanden Briel en Peeter Neelens als momber van Aleth Vanden Briel dragen op aan Peeter en Willem Vanden Briel hun kindsgedeelte van hun goederen in Coorssel gelegen, zowel Loons als Brabants, die hen zijn aangekomen na de dood van hun ouders: hun part van huis en hof, grenzend Valenteyn Claes 1), des heeren straet aan 2 zijden, Peeter Leysen 4); nog een beemd geheten 'het Euwsel', grenzend des heeren straet 1), Matteys Claes 2), Matteys Vanden Briel 3), 'het Broeckstraeten' 4). Verkocht voor 500 gulden, die betaald zijn, boven alle uitgaande lasten, godspenninck 6 stuivers, leycoop 5 gulden. Verkocht volgens de conditie die de partijen beloven hier te brengen. Peeter en Willem Vander Briel zijn met recht tot de gichte gekomen. Het Loons goed dat hier sorteert, is geschat op 200 gulden, dus pontgelt 10 rinsgulden.

 

1628, 06 april. Blz. 358

Aerdt en Cornelis Cuepers dragen op en kwijten Jan Vanden Biesemen en zijn panden van de 3 rinsgulden jaarlijks. Ze zijn betaald van zowel het kapitaal als de gevallen renten. Aan Aerdt komen hierin 2 rinsgulden toe en van de ene is hij maar half tochter. Hij belooft om het geld weer aan te leggen. Jan Vanden Biesemen is ter gichte gekomen met recht. De eerste gicht van deze rente is 15 december 1569 als Maria Peeters met haar kinderen ze aan Henrick Ilias gicht.

 

1628, 06 april. Blz. 358v

Jan Jans draagt op aan Ambrosius Heselmans 7 rinsgulden jaarlijks zoals hij die trekt op panden van de kinderen van Heuybrecht Maechs zaliger die hij verwekt heeft bij zijn vrouw Aleth Pouwels. De panden zijn huis en hof in Coorssel gelegen, volgens de eerste gichte gepasseerd tussen Heuybrecht Maechs zaliger en Goris Mommen. Verkocht voor 100 rinsgulden eens. Betaald. Ambrosius Heselmans is met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 13 mei. Blz. 358v

Jan Carts als man en momber van Catteleyn Elen en Jan Elen dragen op aan hun broer Peeter Eelen hun deel en gerechtigheid 'int Hoeveren Brouck' in Oversloo gelegen. Het grenst Jan Crompvoets 1) en 2), Symon en Jan Brouwers aan de twee andere zijden. Verkocht voor 800 gulden Brabants eens. Betaald. Vrij van lasten op grondcijns na. godspenninck 29 stuivers, leycoop naer landtcoop. Conditie is dat de verkopers in deze beemd 4 roeijen 'moers' zullen mogen steken en nog op dit goed houwen 4 elsebomen van de beste naar hun believen. Peeter Elen is met recht tot de gichte gekomen. De verkopers staan garant voor een goede gicht. Dit broek maakt deel uit van een grotere koop van erven hovend onder Hechtel, zodat het ene niet zonder het andere kan vernaderd worden.

 

1628, 13 april. Blz. 359v

Mertten Snivers, uit kracht van het testament aan hem gelaten door zijn vrouw Anna Maes dat in het Brabants is geproefd, draagt op aan de Armen van Coorssel een stuk broek genaamd 'die Strecken', grenzend 'den Bagheynen Bampt' in Thiewinckel 1), de erfgenamen van Jan Leynen 2), Martten voorschreven 3), Willem Cox erfgenamen 4), als pand voor 15 gulden jaarlijks met valdag op St.Jorisdag en voor het eerst in 1629. Af te leggen met 300 rinsgulden eens die volgens de valuatie hier dan zullen gangbaar zijn en met rente volgens de tijd. Jan Van Postel is als armenmeester van Coorssel met recht tot de gichte gekomen. Mertten heeft pontgelt en hofrechten betaald.

 

1628, 18 mei. Blz. 365

Aerdt Fredrix als momber van zijn huisvrouw Anna Vesters en Jan Stockmans als momber van zijn huisvrouw Maria Vesters releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een beemd in Corssel gelegen, genaamd 'het Boven Brouck'; nog een stuk land genaamd 'den Leeleman'; nog 1,5 vat land genaamd 'het Bleuxken opde Schrick'. De partijen zijn met recht tot de gichte gekomen.

 

1628, 18 mei. Blz. 365

Matteys Weerts draagt op aan Anna Vanden Kerckhoff een stuk land in Castel gelegen in zijn hof, grenzend Matteys Bleux 2), 'die Velt Straet' 3), dezelfde 4), als pand voor 5 gulden jaarlijks met valdag jaarlijks op Sinte Servaesdag. Af te leggen met 100 gulden lopend geld zoals bij de kwijting zal gangbaar zijn en met rente volgens verloop van de tijd. Het geld is aan Anna Vanden Kerckhoff gemaakt met het testament van Elisabeth Vanden Haut, haar 'pete' (meter) en hier aangelegd. Jan Vanden Kerckhoff is in de naam van zijn dochter Anna Vanden Kerckhoff ter gichte gekomen. Matteys heeft het pontgelt en Anna de hofrechten betaald.

 

1628, 18 mei. Blz. 368

Lenardt Heusdemans als man en momber van Catharina Beerten en Matteys Wellens man en momber van Elisabeth Beerten - van wie ze beiden beloven het laudum in te brengen - dragen op hun deel in 'de Gheyskens Hoven' onder Schuelen gelegen. Het grenst 'die heerbaen' 1), Geert Cremers 2), Peeter Jans 3) en 4). Verkocht aan Philips Vander Voert voor 10 gulden jaarlijks boven alle lasten, leycoop 7,5 gulden, godspenninck 3 stuivers en cijns aan de heer. Af te leggen met 200 gulden Brabants eens lopend geld en met 100 gulden per keer. Philips is met recht tot de gichte gekomen.

1628, 18 mei. Blz. 368v

Philips Vander Voert draagt aan Lenaerdt Heusdemans en Matteys Wellens q.q. het voorschreven gedeelte in 'de Gheyskens Hoven' op als pand voor 10 rinsgulden jaarlijks vallend half mei. Af te leggen zoals hiervoor beschreven. Matteys en Lenaerdt zijn met recht tot de gichte gekomen.